iets met de bestaande instellingen van doen heeft, door de minister van wvc gehonoreerd. Resultaat is een uitgebreide perscampagne geweest, een volledig gepolitiseerd debat dat nergens meer de inhoud van het nieuwe instituut be treft en, tenslotte, een totale impasse nadat twee van de drie partners (Sam en Stichting Wonen) meermalen hebben benadrukt zich niet tot een verhuizing te laten commanderen, alle verlokkingen die de minister daarbij in het voor uitzicht stelt ten spijt.1 Van cruciaal belang in de besprekingen tussen de fusiepartners onderling en die met de ministeries zijn de verzamelingen van sam en ndb. Hoewel het mogelijk prestige van het nieuwe instituut er deels van afhangt, heeft men in Rotterdam een en andermaal te kennen gegeven dat dit onderdeel van het ta kenpakket de architectuursrene in de Maasstad niet werkelijk boeit. Daarnaast zou verhuizing van de bibliotheek van het ndb naar Rotterdam, met de th Delft in de buurt, tot een doublure leiden, terwijl de Amsterdamse universitei ten een onmisbare bibliotheek zouden zien verdwijnen. Bovendien zijn juist met betrekking tot de collecties de banden van de bestaande instellingen met het Amsterdamse in feite onlosmakelijk. Er is een bloeiende symbiose tussen de beide Amsterdamse universiteiten en het ndb, die tot diverse publikaties, exposities en dissertaties heeft geleid en leidt. Het is ook in de samenwerking met de universiteiten dat de problemen van het beheer van met name architec tenarchieven worden bestudeerd. Het chronisch gebrek aan personeel bij het beherende ndb (uiting van de enorme desinteresse bij de verantwoordelijke ambtelijke diensten) werd voor een klein deel gecompenseerd door inzet van staf en studenten van de kunsthistorische instituten van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. Zo is de eerste inventaris op een archief in het ndb, die binnenkort gepubliceerd wordt, samengesteld door kunsthisto rici van de vu, met adviezen van professor Dekker van de Universiteit van Amsterdam.2 Maar ook deze inzet heeft niet de krankzinnige achterstand in inventarisatie van de archieven en catalogisering van de bibliotheek kunnen wegwerken. Met de aangezegde verhuizing in het vooruitzicht is het ndb nu sinds mei 1985 gesloten (met alle gevolgen voor het architectuurhistorisch onderzoek in den lande vandien) teneinde orde op zaken te kunnen stellen. Zo zijn het ndb en zijn gebruikers in de heersende impasse de belangrijkste slachtoffers in de dans om de culturele rijksmiljoenen voor het nieuwe architectuurinstituut. Architectenarchieven De bizondere aard van architectuurtekeningen heeft geleid tot een merkwaar dige geschiedenis van het institutioneel verzamelen ervan. De tekening is 'kunst werk', heeft documentaire waarde met betrekking tot het object dat erop is afgebeeld en maakt als archiefstuk deel uit van het particulier archief van de ontwerper. Wanneer de ontwerper niet zo maar een particulier is gebleven, maar een (kunst)historisch belangrijke figuur is geworden, is de belangstelling voor zijn archief of voor de door hem vervaardigde 'prenten met kunstwaarde' veelal groot. Institutionele verzamelingen die tekeningen bevatten zijn dan ook veelal, 16 naar genoemde eigenaardigheden van de architectuurtekening, te onderschei den in: verzamelingen met het karakter van een prentenkabinet, met dat van historisch-topografische atlas of verzamelingen met het karakter van een ar chief, met diverse mengvormen. Voor het (kunst)historisch onderzoek zoals zich dat de laatste decennia heeft ontwikkeld is het evident dat de incidentele tekening weinig belang heeft in vergelijking met het complete archief van de ontwerper of bouwer, dat immers zeer veel meer informatie kan geven om trent context, dateringen, details, constructies enzovoort van één werkstuk of een geheel oeuvre. Internationaal is er dan ook in de bestaande collecties architectuurtekenin gen (die bijna uitsluitend in de categorie 'prentenkabinet' vielen) een verschui ving in het verzamelbeleid te constateren in de richting van het verwerven van complete archieven. Ook nieuwe instellingen op dit gebied lijken zich eerder op dit terrein te gaan begeven, hoewel sommigen deze tendens ook juist na drukkelijk afwijzen. Door een speling van het lot hebben wij in Nederland, in elk geval sinds de Tweede Wereldoorlog en daarmee al langer dan vrijwel overal elders, een in stelling die zich speciaal richt op het verzamelen van complete architectenar chieven. Elders hebben wij uitvoeriger dan hier nuttig lijkt een schets gegeven van de ontwikkelingen en verwikkelingen die tot deze unieke positie hebben geleid.3 Hier lijkt meer van belang in te gaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot het beheer en de verwerving van zulke archieven. De praktijk van studie en raadpleging van de aanwezige collecties in het ndb, zeker wat het beheer betreft, heeft een aantal problemen blootgelegd. De ge ringe kennis van kunsthistorici van de archivistische wetenschap en praktijk en, omgekeerd, de geringe archivistische belangstelling voor tekeningen als een integraal of zelfs hoofdbestanddeel van archieven, zorgde voor een impasse in het te voeren beleid. De verwerving van veel nieuw materiaal dat onbewerkt moest worden opgeborgen, de groter wordende vraag naar raadpleging van interessant materiaal, waarbij de archieven ten behoeve van tentoonstellingen en publicaties werden 'geplunderd', hebben aan verheldering in de interne be- heersproblematiek niet veel bijgedragen. Een erkenning van deze problematiek door archivisten en kunsthistorici lijkt dringend gewenst, te meer omdat een museaal gebruik van alleen tekeningen absoluut geen recht doet aan goed beheer en behoud van de verzamelde ar chieven, noch aan architectuurhistorisch onderzoek in brede zin. Er is altijd vanuit gegaan dat bij het op te richten architectuurmuseum of ar chitectuurinstituut de verzameling archieven, tekeningen, foto's, afbeeldingen, boeken en maquettes van groot belang is. Niettemin is het nooit duidelijk ge weest en tot op de dag van vandaag nog steeds niet duidelijk geworden, wat precies de status van deze collecties is. Dragen zij een museaal karakter of la ten zij zich beter omschrijven met de term archivalisch? De verwarring die er de laatste tijd rond de oprichting van het instituut en zijn bestemming, alsme de de naamgeving ervan is geweest, ligt voor een groot deel in deze niet opge loste problematiek. Zal het een museum zijn of te boek staan met de iets alge menere naam instituut? 17

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 9