Mr. T.N. Schelhaas dekkend dienen te zijn. Immers de tijd voor het verrichten van onderzoek voor derden gaat ten koste van alle andere werkzaamheden. Indien een archiefdienst uitzonderingen wil maken op het principe dat derden betalen voor de door de dienst verrichte onderzoeken, dan moet hij, om willekeur te vermijden, dit in de legesverordenmg regelen. De spreker merkt in dit verband op, dat de insti tuten die erfelijkheidsonderzoek verrichten sedert enige jaren daarvoor betaald worden; de Ziekenfondsraad heeft namelijk bepaald dat dergelijke onderzoe ken door de fondsen moeten worden gesubsidieerd. Voorts heeft de Hoge Raad in 1985 bepaald, dat het draagkrachtbeginsel niet toepasselijk is voor gemeen telijke diensten waarvoor vergoeding wordt gevraagd, zodat studenten, cjp- ers en Aow-ers op genoemd beginsel geen beroep kunnen doen. Er zijn niette min wettelijke bepalingen, waarin de kosteloze verstrekking van sommige diensten aangegeven wordt; het betreft hier in ieder geval: de Organisatiewet sociale verzekering, artikelen 61 en 62; de Wet bevolkings- en verblijfsregisters (geldt alleen voor de nog niet overge dragen archieven); de Pensioen- en spaarfondsenwet, artikel 34; de Wet uitkering vervolgingsslachtoffers 1940- 1945, artikel 41; de Wet uitkering burgeroorlogsslachtoffers 1984, artikel 52; de brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken, nr 246561 van 16 novem ber 1981; de EEG-verordening 1401/71artikelen 84 en 85, waaronder ook valt de stich ting Bureau voor Belgische Zaken te Breda, een tak van de Sociale Verzeke ringsbank; het Informatiebureau van het Rode Kruis in geval het optreedt als uitvoerend orgaan van wetten. Vervolgens wordt gesproken over de verschillen in de legeshantering voor het 6 maken van afschriften van en uittreksels uit archivalia. Volgens de spreker ver dient het aanbeveling om het toepassen van een tijdseenheid als uitgangspunt te nemen (hoe langer men ermee bezig is, des te meer kosten). Bij het behande len van de diversiteit in de kosten voor het maken van copieèn, foto's en mi crofiches etc. gaat de spreker in op het probleem van de slijtage veroorzaakt door het copiëren. Een oplossing is microverfilming, waarbij de kosten van de reader-printerafdrukken schappelijk gehouden moeten worden. Publicatierecht voor reproducties uit de Topografisch-Historische Atlas blijkt bij twee van de 71 geënquêteerde gemeenten in de legesverordening te zijn op genomen, namelijk in die van Haarlem en Dordrecht. 's-Hertogenbosch en Rotterdam berekenen een bedrag van 50,per geleverde foto/reproductie, indien gebruikt voor commerciële doeleinden. Als archiefdiensten besluiten tot het invoeren van een publicatierecht, dan moet de afbeelding die gerepro duceerd wordt wel eigendom van de gemeente zijn en tevens vrij zijn van au teursrechten. De spreker is voorstander van toepassing van het publicatierecht in het belang van een goede financiering van het archief, mits toepassing geen schade toebrengt aan het publiceren van belangrijke historische uitgaven over de eigen streek. De archivaris dient volgens hem in eerste instantie te bepalen of dit publicatierecht al dan niet toegepast moet worden. De regeling van een publicatierecht kan het beste geschieden in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de cliënt en de gemeente als eigenaar van de afbeelding; de wetgever heeft namelijk het heffen van leges expliciet beperkt tot de vergoeding voor verrichtingen door de overheid tot stand gebracht, zodat alleen de kosten voor het opzoeken en afdrukken van een foto onder de legesverordening kunnen vallen. De spreker besluit zijn lezing met het poneren van de stelling dat het gewenst is een commissie samen te stellen uit vertegenwoordigers van het Rijk, de van, de Landelijke Kring en eventueel de vng en de Unie van Waterschappen, met de opdracht om over de hierboven geschetste problematiek te adviseren als mede een model-legesverordening en modelbepalingen voor de toepassing van het publicatierecht te maken. Discussie Tijdens de discussie naar aanleiding van beide lezingen antwoordt Ekker op een vraag van dr. J.E.A. L. Struick (gemeentearchief Utrecht), dat de Archief wet zijns inziens geen onderscheid maakt naar de auteursrechtelijke positie van de stukken, waar de Auteurswet dit wel doet. Archivalia opgemaakt door der den zijn onderhevig aan de bepalingen van de Auteurswet, of ze nu berusten in in bewaring gegeven particuliere archieven of in overgedragen overheidsar chieven. Struick verklaart zich bijzonder te ergeren aan het feit, dat notaris sen een veelvoud van de archieflegeskosten doorberekenen aan hun cliënten; hij meent voorts dat volledige kostendekkendheid (gebouw, salarissen) niet te realiseren valt. Hierop antwoordt Schelhaas, dat de legesheffing een politieke zaak is. Uitzonderingen maken bij de legeshantering strijdt tegen het gelijk heidsprincipe en moet daarom zoveel mogelijk vermeden worden; voor reduc tie op of restitutie van betaling van publicatierecht heeft de Rotterdamse ar- 7

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 4