1 Portret van Johan van Oldenbarnevelt door Michiel van Mierevelt, 1617. Aetatis 69. Paneel, 63,5 x 50,5 cm. Musée du Louvre, Parijs, cat. 1525. loopt snel in het oog. Vrijwel iedere rubriek moet worden opgedeeld in zake lijke categorieën zoals financiën, militaire zaken, gewestelijke zaken, buiten landse zaken enzovoort. De inhoudsopgave is dus lang en ingewikkeld, zodat het noodzakelijk wordt een overzicht van de opgave te geven. In de inventaris- Oldenbarnevelt beslaat dit overzicht drie bladzijden, de opgave zelf negentien pagina's. Dat is teveel van het goede, ook als in aanmerking wordt genomen dat het om een zeer omvangrijk archief gaat. Zelfs een uitgebreide index neemt het probleem niet weg. Maar erger is, dat zelfs een goed met de staatsinstellin gen van de Republiek bekende historicus in deze onderverdeling zijn of haar weg niet kan vinden. Dat laatste hangt samen met theoretische moeilijkheden. In het ancien régi me is het niet goed mogelijk deelfuncties binnen een ambt van elkaar af te zon deren. Alleen de commissie voor een ambt, niet de instructie, kan als uit gangspunt dienen. Instructies waren, indien al aanwezig, zelden systematisch van opzet. Ze fungeerden gewoonlijk als stok om de hond te slaan wanneer de betrokken functionaris over de schreef ging, en niet als volledige definitie van zijn ambtsbezigheden. De instructie voor de raadpensionaris is niet slechts gebrekkig gestructureerd, hij is in twee eeuwen verscheidene malen gewijzigd. Het politieke getij oefende er grote invloed op uit. Schijnbaar minuscule ver anderingen bleken bij wijze van spreken een treeplank te zijn, waarop de raad pensionaris met zijn volle gewicht kon gaan staan. Het lag aan zijn persoon lijkheid en bekwaamheden, of hij hier gebruik van maakte. Inhoud en belang van zijn ambt zijn dus niet steeds dezelfde gebleven, ook niet binnen een enkel pensionariaat. Differentiatie is daarom noodzakelijk. Bovendien kan om al deze redenen voorzichtigheidshalve alleen worden gezegd, dat een archief stuk ken herbergt die zijn verzameld in de periode dat de betrokken persoon raad pensionaris was. Ook in staatkundig opzicht valt het een en ander af te dingen op het geko zen schema van functies van de raadpensionaris. Het botst immers met de door een mengsel van instructies, regels, precedenten, gewoonten en feitelijke ver houdingen bepaalde werkelijkheid. De raadpensionaris had, behalve één en kel ambt, in staatkundig opzicht ook maar één enkele functie, die van juri disch deskundig adviseur van de Staten van Holland. Zijn secretariële werkzaamheden zijn, evenals bij het stedelijke pensionariaat, van deze func tie afgeleid. Min of meer regelmatige aanwezigheid ter Staten-Generaal, be moeienis met zaken die ter Generaliteit aan de orde kwamen, vormen een aspect van zijn ambtsbezigheden. Hij verscheen in de Staten-Generaal als lid van de Hollandse afvaardiging, lange tijd officieel met een deliberatieve en niet met een resolutieve stem. Dat laatste was een bekend formeel onderscheid, bijvoor beeld ook van toepassing op fiscalen van Admiraliteitscolleges, dat in de praktijk veelal met voeten werd getreden, al was het alleen maar omdat de rechtsge leerde dienaren als woordvoerder optraden. Alle bezigheden van de raadpensionaris ten behoeve van het souvereine ge west Holland strekten zich overigens niet verder uit dan de Staten van Hol land gedoogden en de Staten-Generaal in de praktijk toelieten. De taak van de raadpensionaris was expliciet de belangen van de eigen provincie zo goed mogelijk veilig te stellen. Zodra de Staten-Generaal hem verzochten in een com missie zitting te nemen of een stuk op te stellen, behandelden zij hem als een Hollands gedeputeerde met specifieke, nuttige kennis. In een dergelijk geval werd zijn gedrag bepaald door een verstrengeling van provinciale en algemene belangen, met nadruk op de eerste. In dat opzicht verschilde hij niet van ande re gedeputeerden van de Generaliteit. Deliberatie over een zaak vond eerst in het eigen gewest plaats, waarna het gewestelijk standpunt in de Generaliteit zo goed mogelijk werd verdedigd. Het archief van de raadpensionaris vertoont bijgevolg geen natuurlijke waterscheiding tussen verscheidene formele func ties. Integendeel, het legt er juist getuigenis van af, hoe ver hij zijn ene ambt ten dienste van Holland wist uit te bouwen zonder met andere machten in bot sing te komen. In dat opzicht doet hij denken aan een andere dienaar van de provincies, de stadhouder. Het is de taak van de historicus uit te zoeken hoe ver de invloed van een landsadvocaat of raadpensionaris op een bepaald mo ment reikte, en aan welke aspecten van zijn ambt hij op welke wijze gewicht gaf. Een formalistisch standpunt valt moeilijk in te nemen waar de aangele genheden van gewest en Unie zo vloeiend in elkaar over gingen. Er zijn nog andere omstandigheden die het gekozen schema op losse schroeven zetten. Wat is immers het geval. De vorming van het archief van de raadpensi onaris vond weliswaar plaats op grond van zijn ambt, maar in werkelijkheid was de basis even breed als hij deze zelf maakte. Hij had, of hij nu charterbe waarder was of niet, altijd stukken onder zich die eigenlijk in het archief van de Staten van Holland of elders thuis hoorden. Bovendien werd zijn archief beschouwd als een particulier archief, ook in de tijd zelf. Het is daarom veelal moeilijk te bepalen waarom de stukken, vaak afschriften, in zijn verzameling zijn terecht gekomen. Bovendien bepaalden externe omstandigheden meestal het tijdstip waarop deze archiefvorming werd afgesloten. Het archief is dus een momentopname, een niet naar instelling, pertinentie of functie gesorteer de verzameling papieren, die overigens om referentie te vergemakkelijken naar respect in dossiers kon zijn ingedeeld. Weliswaar kreeg in de meeste gevallen een commissie van de Staten van Holland opdracht het te schonen, maar dat 89 88

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 45