Een tweede probleem, dat onmiddellijk opvalt, wanneer we de beide overzich ten doornemen, is het grote aantal niet-openbare archieven, wat wil zeggen dat voor raadpleging toestemming aan eigenaar of rechthebbenden gevraagd moet worden. Dit is begrijpelijk, daar zowel iisg als kdc uitsluitend particu liere archieven verwerven, die bovendien vaak zeer recent zijn afgesloten (iisg: fractie PvdA, tot heden; kdc: kvp, partijbureau, tot 1981). In ieder geval wor den deze archieven deskundig beheerd. In dit verband is een opmerking in de onlangs aan het iisg gewijde kleuren- bijlage van Vrij Nederland van belang, waar een storende vermenging van func ties tussen archief en onderzoeksinstituut wordt beschreven. Zij (speurders in archieven, rw) moeten hun wensen schriftelijk kenbaar maken en uitleggen welke wetenschappelijke studie ze willen schrijven. Ook moeten ze schriftelijk belo ven uit de archieven geen citaten te gebruiken, die meer dan zes regels druks bes laan. Een begrijpelijke voorwaarde. De archieven, die het Instituut bezit zijn met (soms) veel geld en (bijna altijd) veel moeite verworven en de bedoeling van die archieven was niet alleen om ze voor het publiek open te stellen, "te ontslui ten", zoals het in vaktermen heet, maar juist om er zelf over te publiceren'.4 Het iisg blijkt bang te zijn voor vlotte publicisten, die eigen, wetenschap pelijke bronnenpublicaties het gras voor de voeten zouden kunnen wegmaai en. Dat is begrijpelijk, maar niet het gekozen middel dat in de formulering van de VN-medewerker een pleidooi lijkt te bevatten tegen het particulier ini tiatief in het archiefbeheer en voor uitbreiding van de werking van de Archief wet tot instellingen als het iisg. Mijns inziens is de gehanteerde beperking van de citeermogelijkheden een ontoelaatbare beknotting van de onderzoeksvrij heid en een, zeker voor een zich als progressief afficherend instituut, onbe grijpelijke aantasting van de openbaarheid. Dit geldt des te sterker, wanneer we enkele regels verderop in de bijlage van Vrij Nederland lezen, hoe weinig ernstig veel medewerkers zich aan de zelf op gelegde publiceerplicht houden: 'Neem een jaarverslag van tien jaar later met dezelfde publicatie, nu "in een vergevorderd stadium'".5 Terug van deze bespiegelingen naar de realiteit van een medewerksterdie met de publicatie van haar overzicht van De Nederlandse archieven van het Inter nationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam de onderzoeks- wereld een goede dienst bezorgd heeft. Het boek bestaat uit een inleiding, die de geschiedenis van het iisg en een handleiding voor de gebruiker bevat, het eigenlijke overzicht (meer dan 200 bladzijden) en een naamregister. Het over zicht bevat 11 hoofdstukken: 1 Politieke partijen en groeperingen 2 Vakbeweging 3 Coöperaties, produktieve associaties en communes 4 Pacifisme en antimilitarisme 5 Actiegroepen, comité's 6 Jeugdbeweging 7 Sociale politiek en maatschappelijke zorg 8 Ethiek en religie 9 Onderwijs 10 Werkgeversorganisaties, overlegorganen, ondernemingsraden, bedrijfskernen 11 Families en personen. Het bijna 50 bladzijden tellende register is, zoals de auteur in de inleiding zelf aangeeft (p.26), een belangrijk hulpmiddel om de weg door de gids te vinden, omdat archivalia betreffende bepaalde organisaties op verschillende plaatsen in het overzicht te vinden zijn. Veel persoonsarchieven bevatten namelijk van zelfsprekend informatie betreffende organisaties. Het register biedt echter ook uitkomst, waar het systeem van de hoofdstuk ken niet sluit. Revolutionair-socialistische partijen zijn in dezelfde paragraaf van hoofdstuk 1 ondergebracht als de sociaal-democratische partijen (in de sub-paragraaf 'Overige'). Van genealogisch oogpunt zouden de eerste even zeer onder 'Communistische partijen' kunnen thuishoren. Het beste zou ech ter een eigen titel zijn geweest. Eenzelfde twijfel roept de plaatsing van de psp op. Zoeken we onder pacifisme (hoofdstuk 4) of onder partijen? Mijn eerste impuls was de verkeerde, want ook de psp valt onder de zojuist genoemde rest- paragraaf. Een verwijzing in de kop van hoofdstuk 4 lijkt me een suggestie voor een volgende druk. De meest opvallende omissie in het overzicht, waaraan het register ook niets kan verhelpen, is het Nederlands anarchisme. Uit een noot bij de inleiding moet de gebruiker opmaken, dat het iisg onderverdeeld is in een aantal geografi sche afdelingen en twee thematische, waaronder anarchisme. Vervolgens moet hij vermoeden, dat Nederlandse anarchistische organisaties hier hun plaats heb ben gevonden en dat ze daarom binnen de afdeling Nederland ontbreken. Per sonen van een anarchistische signatuur treffen we overigens wel in het over zicht aan. Wellicht is de samenstelling van een twaalfde hoofdstuk 'Anarchisme' on doenlijk geweest. Dit geldt in mijn ogen toch niet voor een bijdrage met ver melding van de Nederlandse organisaties, waarvan de archieven in de afdeling 'Anarchisme' zijn ondergebracht. Per archief worden de volgende gegevens vermeld: 1 naam archiefvormer, periode die archief bestrijkt, omvang, openbaarheid; 2 taakomschrijving van de organisatie of biografische gegevens van de persoon; 3 toegang (inventaris, lijst) 4 korte omschrijving van de inhoud van het archief. Voorbeeld 1 (blz. 162): Stichting van de Arbeid, (1940)1945 1959, 28 m.* Opgericht 17-5-1945 na lange voorbereidingen tijdens W.O.II met als doel overleg en samenwerking tussen werkgeversorganisaties en vakcentrales t.a.v. loonoverleg, arbeids geschillen, werktijden en sociale verzekeringen. Inventaris Notulen 1945 - 1959, correspondentie betreffende de voorbereidingen, stuk ken betreffende de oprichting en taakomschrijving; financiële stukken, alfa betisch geordende stukken op onderwerp, waaronder verschillende commis sies; documentatie. 81 80

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 41