Bespreking van boeken
iisg en kdc
MIES CAMPFENS, De Nederlandse archieven van het Internationaal Instituut
voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Amsterdam, 1984.
isbn 90 6012 593 2.
Gids voor de documentatie van het Katholiek Documentatiecentrum. Nijme
gen, 1984 (alleen op de studiezaal van het kdc verkrijgbaar).
Een der eerste onderzoeksinstituten, die ik als jong student bezocht, was het
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg). Het was tevens een
van de meest imponerende: het besef een heiligdom te betreden; de geleerdheid,
die de indrukwekkend hoge voorhoofden van de (Duitse) Marx-vorsers uitstraal
de; en de geruchten, dat het statige grachtenpand, waar het iisg toen nog ge
huisvest was, onder de last van de opgetaste archivalia dreigde te bezwijken.
Inmiddels is het instituut ongeschonden verhuisd, en nog steeds, zo geen hei
ligdom, dan toch wel een internationaal vermaard studiecentrum, met onge
twijfeld blijvend een grote aantrekkingskracht op Marx-exegeten.
Veel bescheidener qua doelstelling en presentatie is het Nijmeegse Katholiek
Documentatiecentrum (kdc); een licht zaaltje op de eerste etage van de uni
versiteitsbibliotheek, waar men de studie van het Nederlands katholicisme van
de afgelopen honderdvijftig jaar ter hand kan nemen.
Grote verschillen dus, maar voldoende overeenkomsten om beide archief
overzichten aan een gezamenlijke bespreking te onderwerpen.
Vanuit archief standpunt bezien behoren beide instituten tot het selecte ge
zelschap van de categorale archieven. Ze passen niet binnen het stelsel van de
Nederlandse overheidsarchieven, maar verzamelen alle vormen van informa
tiedragers (archieven, brochures, literatuur, vaandels, bidprentjes, films, fo
to's etc.) betreffende hun zelfgekozen acquisitieterreinen en treden als archief
verzamelaars in een concurrentiepositie met menig rijks- en gemeentearchief.
We zullen hiervan verderop voorbeelden zien. In dit opzicht zijn iisg en kdc
vergelijkbaar met het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie of het Sociaal-
Historisch Centrum voor Limburg, maar ze onderscheiden zich van dit twee
tal, doordat ze ontsproten zijn aan de verticale segmentering, die de Nederlandse
maatschappij deze eeuw zo getypeerd heeft: de verzuiling. Kenmerken van de
katholieke en socialistische zuil worden weerspiegeld in de opbouw van beide
collecties. Omdat, grof gezegd, de emancipatie van het katholieke volksdeel
succesvoller is geweest dan die van de arbeidersklasse, bevat het kdc aanmer
kelijk meer archieven van bestuursorganen van het particulier initiatief op ge
bied van gezondheidszorg, welzijn en onderwijs dan het iisg.
78
Het iisg is vijftig jaar geleden gesticht door N. W. Posthumus, 'hoogleraar in
de economische geschiedenis en sociaal-democraat' en kreeg als statutair doel
'het bevorderen der kennis en der wetenschappelijke studie van de nationale
en internationale sociale geschiedenis in den uitgebreidsten zin'.1 Posthumus
c.s. heeft deze doelstelling daadwerkelijk als richtsnoer voor het acquisitiebe
leid gehanteerd en zich niet door de vaak felle wederzijdse verkettering ter lin
kerzijde laten afschrikken om ook - al vóór de Tweede Wereldoorlog - archie
ven en andere documentatie van revolutionair-socialistische organisaties of het
Nationaal Arbeids-Secretariaat binnen te halen. Al hadden deze voor de sociaal
democratie meestal weinig goede woorden over.
Deze onbekrompen benadering heeft het iisg tot een mer a boire gemaakt
voor iedere geïnteresseerde in de Nederlandse en internationale arbeidersbe
weging van anarchistisch tot sociaal-democratisch en in mindere mate de vre
desbeweging, vrouwenorganisaties2 en actiegroepen (bijvoorbeeld Collectie
Nijmeegse Acties, 1969 - 1975). De archieven beslaan (ultimo 1983) 4000 strek
kende meter, waarvan 2800 meter Nederlands. Het pièce de résistance is van
zelfsprekend het Marx-Engels-archief.
De term 'sociale geschiedenis' in de statuten kan verwarring scheppen, om
dat men tegenwoordig gemeenlijk onder deze term verstaat de studie van de
maatschappelijke ontwikkeling 'op basis van groepen en de onderlinge rela
ties tussen die groepen'.3 Het iisg omschrijft het begrip nauwer: de geschie
denis van de arbeidersbeweging (en andere progressieve sociale bewegingen)
of, wat pregnanter, van bewegingen die, in ieder geval in principe of oorspron
kelijk, maatschappelijke strijd als leidend beginsel hanteerden. Daarom zal men
hier met weinig succes zoeken naar materiaal, dat van katholieke of protestantse
vakbonden afkomstig is. Deze organiseerden namelijk wel arbeiders, maar
streefden tevens naar harmonie met hun werkgevers en overheden. Archieven
van nvv (en SDAP/pvdA) bevinden zich op het iisg, van nkv (en rksp/kvp) op
het kdc. Wie de voorgeschiedenis van de fnv wil bestuderen, zal dus Nijme
gen en Amsterdam moeten bezoeken. Slechts een enkele maal is er van werke
lijke overlapping sprake: het archief van de rk Werkgemeenschap in de PvdA
is in iiSG-bezit, van een der voormannen, Geert Ruygers, in handen van het
kdc.
Het kdc is in 1969 opgericht, op het moment dat katholiek Nederland vol
op in beweging was. Ontstond het iisg onder de dreiging van het nazisme, het
kdc startte zijn werk, toen de secularisatie verlies van het rooms-katholiek cul
tureel erfdeel voorstelbaar maakte. Ook het reddingswerk van het kdc kan
geslaagd heten, gezien het huidige bestand van 530 archieven en verzamelingen.
In dit verband worden we geconfronteerd met problemen, die voor categorale
archieven typerend zijn. Het verzamelbeleid van met name het kdc doorkruist
dat van rijks- en gemeentearchieven (of vice versa), zodat het voor een onder
zoeker afhangt van de vraag, wie het meest slagvaardig is geweest, om te bepa
len waar hij moet zoeken, wanneer hij het katholieke leven bestudeert. Partij
archieven bevinden zich op het kdc, evenals de archieven van voormannen als
Nolens, Aalberse en Cals, terwijl we voor Ruijs de Beerenbrouck en Romme
op het Algemeen Rijksarchief moeten zijn. Met als frappante uitzondering Von
deling bezit het iisg alle archieven van socialistische politici.
79