schikkingstelling van materiaal door de overheid aan de archiefdiensten en ge
zien de taakstelling van de archieven volgens de Archiefwet kan volgens de
spreker worden afgeleid, dat de archivarissen auteursrechtelijk geen gevaar lo
pen, wanneer zij binnen het kader der werkzaamheden blijven die in de Ar
chiefwet staan omschreven. Voor de overgedragen overheidsarchieven, voor
de stukken waarvoor de overheid als maker geldt, lijkt auteursrechtelijk niet
veel aan de hand: óf er rust geen auteursrecht op de stukken, óf de archivalia
zijn ouder dan 50 jaar, terwijl in andere gevallen verveelvoudiging en open
baarmaking impliciet door de Archiefwet wordt toegestaan (art. 7 lid 1 en 2).
Voor categorie b- geschriften van particulieren - ligt de zaak moeilijker.
De spreker onderschrijft niet de mening van Ketelaar, dat het opsturen van
particuliere stukken aan de overheid de stilzwijgende toestemming inhoudt tot
eventuele reproductie en openbaarmaking krachtens de Archiefwet. De door
particulieren opgemaakte stukken als brieven, reclametekeningen etc., aan
wezig in overheidsarchieven, blijven in beginsel auteursrechtelijk beschermd.
Volgens de spreker zal een tentoonstelling van particuliere brieven, afkomstig
uit overheidsarchieven, auteursrechtelijk ontoelaatbaar zijn, indien daarbij de
regels van de Auteurswet niet worden gevolgd.
Categorie c de andere archivalia dan geschriften zullen voornamelijk fo
to's, teken- en schilderwerken, (geografische) kaarten, geluidsbanden, films
etc. betreffen. Van groot belang is hier het vaststellen bij wie het auteursrecht
voor dit materiaal berust; dit is vaak moeilijk te achterhalen, zodat verveel
voudigen en openbaar maken dan een riskante aangelegenheid kan worden.
Bij foto's ligt een extra probleem in het portretrecht, dat de geportretteerde
onder omstandigheden een eigen recht toekent om zich tegen openbaarmaking
te verzetten.
In beginsel zal de archiefbezoeker zelf aangesproken worden indien hij/zij
onrechtmatig archiefmateriaal verveelvoudigt of openbaar maakt. Mededa
derschap van de archivaris zal niet snel aangenomen worden, maar wel kan
de archivaris bij auteursrechtelijke conflicten over particuliere stukken onder
omstandigheden verweten worden niet als een goed bewaarder het archief te
hebben beheerd.
De spreker adviseert ten slotte de archiefdiensten om hun auteursrechtelijke
positie duidelijk te formuleren en vast te leggen; zij dienen zijns inziens in de
overeenkomsten van inbewaringgeving voor particuliere archieven veiligheids
halve artikelen op te nemen inzake een verveelvoudigings- of openbaarmakings-
recht, het recht om tentoonstellingen te houden, uittreksels te maken, publi
caties op basis van het archiefmateriaal te verzorgen, indien zij meer met het
archiefmateriaal willen doen dan louter ordenen en bewaren. Een vrijwaring
van de kant van de bewaargever zal daarbij onmisbaar zijn, omdat deze niet
noodzakelijkerwijze het auteursrecht op alle archiefbescheiden hoeft te heb
ben. Indien alle aspecten van de externe dienstverlening auteursrechtelijk worden
bezien, dan biedt de Archiefwet onvoldoende houvast. De Archiefwet zal vol
gens de spreker bij tegenstrijdigheden niet boven de Auteurswet gelden, aan
gezien de in 1971 en 1985 herziene Auteurswet jonger is dan de Archiefwet,
terwijl bovendien de voor ons land op auteursrechtelijk gebied geldende Ber-
ner Conventie niet toestaat, dat auteursrechten worden gekort op de wijze als
de Archiefwet lijkt te suggereren.
Auteursrechtelijke klappen kunnen hard aankomen, zodat aandacht van de
zijde van archivarissen voor deze problematiek alleszins gerechtvaardigd is.
Leges
Als tweede spreker van de ochtendzitting houdt mr. T. N. Schelhaas, gemeen
tearchivaris van Leiden, een lezing over 'de doolhof van de legeshantering bij
archiefdiensten'. Op verzoek van de Landelijke Kring heeft hij door middel
van een enquête, waarbij 71 archiefdiensten waren betrokken, onderzoek ge
daan naar de legeshantering bij de gemeentelijke en streekarchiefdiensten in
Nederland. De enquêteresultaten vormen de basis voor zijn lezing.
Gezien de geconstateerde grote verscheidenheid in de wijze waarop onder
zoek voor derden wordt verricht en gezien de diversiteit in de heffing van
onderzoeks- en copieertarieven verdient het volgens de spreker aanbeveling te
streven naar meer eenheid bij de archiefdiensten. De spreker laat bij deze stel
ling een aantal overwegingen pro en contra de revue passeren: voor de archief
gebruiker geldt, dat hij bij uniformiteit beter kan afwegen of hij het onder
zoek zelf zal verrichten of zal laten verrichten. Voorts is de gebruiker gediend
bij zo laag mogelijke prijzen en een zo uitgebreid mogelijk antwoord op vra
gen. Voor de archiefdiensten geldt onder andere dat lagere prijzen de vraag
en daarmede de druk op de dienst zullen doen toenemen. Bezuinigingsdrang
van de overheden en de discrepantie tussen serviceverlening aan het publiek
en de daarmee gepaard gaande kosten vereisen het stellen van prioriteiten. Bo
vendien hebben gemeentelijke archiefdiensten nog de taak te fungeren als een
historisch documentatiecentrum, dat dicht bij de bevolking moet staan (prijs-
vriendelijkheid).
Ten aanzien van grotere uniformiteit op het terrein van vergoedingen voor
verrichte diensten is reeds het een en ander bereikt: op last van de minister van
wvc mag sinds 1983 voor de door het Rijk in bewaring gegeven archivalia niet
méér in rekening worden gebracht dan het Rijk zelf doet. Deze regeling heeft
in den lande geleid tot het overnemen van de rijkstarieven, ofwel in de eigen
archiefverordening, ofwel door opneming van een uitzondering in de verorde
ning voor de in bewaring gegeven archieven, ofwel door in de legesverorde
ning de rijksregeling van overeenkomstige toepassing te verklaren. Soms na
men gemeenten de rijkstarieven over in de legesverordening op een dusdanige
manier dat deze tarieven eveneens de vaak jaarlijkse gemeentelijke tariefsver
hogingen volgen, waardoor weer verschillen met de huidige rijkstarieven ont
staan. De spreker stipt een serie argumenten vóór en tegen het opnemen van
de rijkstarieven in de gemeentelijke verordeningen aan, en geeft de voorkeur
aan het streven naar eenheid zowel tussen gemeenten onderling, als tussen de
gemeenten en het Rijk, doch dan wel alléén na overleg danwel advisering. Bij
dit overleg dienen dan alle betrokkenen vertegenwoordigd te zijn: het Rijk,
de Landelijke Kring, de van, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en
de Unie van Waterschappen.
Op het punt van het berekenen van kosten voor het doen van onderzoek
voor derden is de spreker van oordeel dat inderdaad dergelijk onderzoek be
taald moet worden op basis van het principe dat de berekende leges kosten-
5
4