Conservering en restauratie
G. de Bruin en T. Steemers
In hoofdzaak komt dit neer op een rechtstreekse indicering van archiefbestan
den, zonder dat een formele beschrijving (inventaris) van het archief is gemaakt.
Men gaat zelfs zover, dat archiefeenheden worden omgevormd om ze in over
eenstemming te brengen met de index. Deze index moet namelijk gezien wor
den als een thesaurus, een geheel van begrippen die al vastliggen voordat de
ontsluitingswerkzaamheden een aanvang nemen en waarin marxistisch-
leninistische begrippen een voorname plaats innemen. Op deze manier wordt
'de oude orde' geweld aangedaan en treedt het pertinentie-beginsel in werking.
Hoewel de drastische DDR-methode geen navolging verdient, kan ik me niet
aan de indruk onttrekken dat mevrouw Menne-Haritz de rol van de computer
onderschat.
Twee artikelen zijn er te melden over de raakvlakken tussen archief- en bi
bliotheekwezen: één over de 'grijze literatuur' (overheidspublicaties, pamflet
ten, brochures en dergelijke), het andere over particuliere, met name persoon
lijke, archieven. Het eerste is geschreven door archivarissen, Gerhard Doesseler
en Paul Hoffman. Zij beschrijven het verzamelen en ontsluiten van overheidspu
blicaties bij archiefbibliotheken (nummer 2). Meer in het bijzonder onderzoe
ken zij de relevantie van zowel de ontsluitingsmethodiek van het bibliotheek
wezen als de archivistische voor deze bestanden, die een geheel eigen karakter
hebben. Zij komen tot de aanbeveling om huisregels op te stellen voor het ca
talogiseren van deze materie. Bij het catalogiseren kan de computer goede
diensten bewijzen.
Het tweede artikel is van de hand van een bibliothecaris, Johannes Rogalla
von Bieberstein, die de persoonlijke archieven Nachlassebehandelt (num
mer 3). De schrijver verwijst naar 'het archivistisch rigorisme, dat op de uit
breiding van het registratuurbegrip van rechtspersonen tot natuurlijke perso
nen berust en zelfs in de weinige verfrommelde paperassen van een landloper
nog een archief ziet'. Maar dit rigorisme heeft zich, volgens hem, noch in the
orie noch in de praktijk doorgezet. Speciale aandacht krijgen archieven van
auteurs en wetenschapsmensen. Hij maakt melding van afspraken die tussen
gemeentebibliotheken en -archieven gemaakt zijn, onder andere in Bonn en
Keulen, waarbij archieven van auteurs naar gemeentelijke archiefdiensten gaan.
Zo is het archief van de schrijver Heinrich Böll in het stadsarchief van Keulen
geplaatst. Inzake de ontsluiting van het materiaal signaleert hij problemen en
doet suggesties.
Het wetsontwerp voor de federale archieven heeft in de publieke opinie een
controversiële ontvangst gekregen. Een nieuw ontwerp is voor Berlijn gemaakt,
waarover Stefan König mededelingen doet (nummer 2). Administratieve be
scheiden zouden als regel openbaar worden na een termijn van 30 jaar, per
soonsdossiers daarentegen 10 jaar na het overlijden of 90 jaar na de geboorte
van betrokkene. Voorts is een artikel over brandbeveiliging te melden (num
mer 2).
R. H. Krans
68
Redactioneel
De vele aspekten van conservering en restauratie verdienen ook in het Neder
lands Archievenblad ruime aandacht. Het leek de redaktie daarom wenselijk
een vaste rubriek te creëren, waarin twee restauratoren de ontwikkelingen op
dit terrein voor archivarissen en andere belangstellenden volgen en toelichten.
De heren G. de Bruin, chef-restaurator van het Algemeen Rijksarchief, en
T. Steemers, restaurator van het Rijksarchief in Limburg, verzorgen deze nieuwe
rubriek. Deze eerste bijdrage heeft een gevarieerde en wat algemene inhoud.
Papier
Over bergingsmateriaal en -methodes is veel gezegd en geschreven, maar om
tot een gezond archief te komen moeten we in eerste instantie onze aandacht
richten op de informatiedrager zelf. Een goede kwaliteit informatiedrager is
van essentieel belang voor de overlevering van de informatie. Archiefbehoud
begint derhalve bij de archiefvormende instanties.
De eerste decennia in zijn bestaan brengt het archief door bij de instellingen
die het archief vormen. Het mag tegenwoordig bekend geacht worden dat pa
pier van vóór 1850 een duidelijk betere kwaliteit heeft dan de latere gebruikte
papiersoorten. Het gebruik van andere grondstoffen voor de papierbereiding
heeft in het verleden wel het probleem van de steeds stijgende vraag naar pa
pier opgelost, maar heeft er tegelijkertijd een levensgroot nieuw probleem bij
geschapen, namelijk de relatief korte houdbaarheid van dit papier.
Een eerste stap in de richting van verantwoord archiefbehoud zou dan ook
zijn dat de archiefvormende instanties er zich van bewust zijn dat zij bezig zijn
met vorming van archief, dat voor een deel voor blijvende bewaring in aan
merking komt. Logisch lijkt het dan om tot een informatiedragerbesluit te ko
men. In 1929 is er een papierbesluit geweest, dat helaas nooit officieel bekrach
tigd is en zodoende zijn effect gemist heeft. Een nieuw papierbesluit heeft dan
ook pas zin als het wettelijke kracht heeft en daardoor ook zorg kan dragen
voor het gebruik van goede papiersoorten bij de archiefvormers.
Een stap in de goede richting kan zijn de in november 1985, door een werk
groep uit het overlegorgaan van archiefdiensten en Centraal Laboratorium op
gestelde kwaliteitseisen voor archiefomslagen voor permanente bewaring. Deze
69