omschreven binnen de sociaal-geografische wetenschappen. Zo wordt naast het puur wetenschappelijke belang van de historische geografie geleidelijk aan ook het belang duidelijk dat dit vak heeft voor het beleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening, vooral waar het de afweging betreft tussen nieuwe ontwikkelingen in stad, dorp en buitengebied en de historisch gegroeide om geving. Historische geografie in meervoud Een belangrijke gebeurtenis voor de historische geografie was de verschijning in 1983 van het eerste nummer van het drie keer per jaar verschijnende Historisch-geografisch tijdschrift. Het blad kwam tot stand dankzij het initia tief van het Historisch-Geografisch Dispuut Utrecht en de Vereniging voor Historisch-Geografen 'Cluverius' uit Amsterdam en bevat naast artikelen een literatuurwijzer, waarin alle van belang zijnde publicaties in binnen- en bui tenland zijn opgenomen. Heslinga nam in oktober 1984 afscheid van de Vrije Universiteit, ter gelegenheid waarvan twee bundels verschenen: Geplaatst in de tijd, met bijdragen van Nederlandse en buitenlandse collega's, en Histori sche geografie in meervoud van een twaalftal oud-medewerkers en studenten.3 De laatstgenoemde bundel geeft een vrij betrouwbaar overzicht van waar mee de historisch-geografen zich zoal bezighouden. Naast meer theoretische en beschouwende artikelen staan er zeer praktische artikelen in, onder meer over de historisch-geografische waarde van fabriekscomplexen en de histori sche geografie en de bescherming van stads- en dorpsgezichten. Voorts komen we bijdragen tegen over demografie (de poorters van Enkhuizen tussen 1731 en 1818), infrastructuur ('s-Rijks grote wegen in de 19e eeuw, beroepsstruc tuur en verzorgingsniveau van Veluwse nederzettingen in 1749), ontginningen (Buinerveen, Wolfersveen) en de historische kartografie (twee achttiende eeuwse atlassen). Bij het documenteren blijkt meteen hoe nauw het historisch-geografisch on derzoek is verweven met het raadplegen van allerhande archivalia. Zo werd bij het artikel over de fabriekscomplexen onder meer gebruik gemaakt van het archief van de papierfabriek Van Gelder, dat berust bij het Rijksarchief in Noord-Holland en de Vereniging tot Behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek Zaanstreek. Een voordeel van de literatuur- en bronvermelding in deze bundel is, dat er overal apart wordt verwezen naar de geraadpleegde archieven. Zo heeft de auteur van het artikel over de 19e eeuwse rijkswegen enkele archieven van het ministerie van Financiën (Domeinen, Amortisatie syndicaat) geraadpleegd, alsmede diverse documenten uit het Amsterdamse gemeentearchief (Directie over de wegen en vaarten tussen de zes Noord-Hol- landsche steden 1865 1895). Voor de drie op Gelderland betrekking hebben de artikelen, dat wil zeggen de twee eerder aangehaalde en een bijdrage over de Dwarsdijk in de Betuwe in relatie tot de Grebbedijk en de Geldersche val lei, omstreeks 1600, werd gebruik gemaakt van het in het Gelderse Rijksarchief aanwezige Rekenkamerarchief, dat al in 1925 geïnventariseerd werd door Mar tens van Sevenhoven.4 Daarnaast werden vanzelfsprekend uiteenlopende documenten in gemeen- 50 tearchieven (Veenendaal, Zelhem) geraadpleegd. Het spreekt voor zich dat plak- kaatboeken ook voor historisch-geografen rijke bronnen van informatie zijn, voor wat betreft overheidsbepalingen (wetten, verordeningen en dergelijke) op de meest uiteenlopende terreinen. In die zin is er weinig verschil met historici. Uit de aard van zijn belangstelling voor de relatie mens en aardse ruimte is de historisch-geograaf meer dan andere onderzoekers geïnteresseerd in oude kadastrale plans - het artikel over de ontwikkeling van het Bloemendaalse vil lapark Duin en Daal is er in hoge mate op gebaseerd bouw- en wegenplan nen, wijk- en adresboeken en in het algemeen foto- en kaartmateriaal uit topografisch-historische atlassen, welke laatste bijvoorbeeld weer wel op het Groningse Rijksarchief, daarentegen niet op het Gelderse Rijksarchief aan wezig zijn. Het onlangs verschenen standaard werk Nederland in kaarten geeft een vrij complete indruk van de uiteenlopende kaarten die voor het historisch- geografisch onderzoek van belang zijn.5 Cultuurhistorie De bronnenverwijzingen in de bundel Historische geografie in meervoud ge ven een beeld van het materiaal waarop een historisch geograaf, naast de ge drukte bronnen in bibliotheken, aangewezen is. In het wat oudere archiefma teriaal zijn geografen, zoals uit het begin van dit artikel duidelijk zal zijn geworden, lang afwezig geweest, met hun overheersende belangstelling voor het heden en de toekomst. De optiek van een historisch-geograaf is veel rui mer. Immers, het verleden laat zich niet uitsluitend kennen in het huidige land schap en de gebouwde omgeving van het moment. De specifieke interesse die historisch-geografen hebben voor bijvoorbeeld oud kaarten- en fotomateriaal - naast eerdergenoemde bronnen - maakt dat het belang van een verbetering van de toegankelijkheid daarvan uitstijgt boven het louter nostalgisch reproduce ren ervan. De belangstelling voor cultuurhistorie, voor de eigen leefomgeving, de re gio is snel groeiende. Daarin speelt de historische geografie een centrale rol, die ook buiten deze discipline steeds meer wordt onderkend. De relativerende, historische dimensie lijkt terug te keren in de geografie, een vak dat net zomin buiten de geschiedenis kan, als het omgekeerde het geval is. Wanneer deze her waardering doorzet kunnen de archiefdiensten alvast stoelen bijplaatsen in hun studiezalen. Noten Drs. M. Schroor is sociaal geograaf te Leeuwar den, redacteur van De Nieuwe Geografenkrant en voorzitter van de Noordelijke Vereniging voor Historische Geografie 'Dr. H. J. Keuning'. 1 Lees onder andere h.jeekel, 'Sociale geografie is nauw verweven met beleid', in: De Nieuwe Geografenkrant, april 1985, 30-31; M. schroor, 'Geografie moet plaats in de sa menleving heroveren', in: De Nieuwe Geogra fenkrant, maart 1985, 6-8. 2 Geciteerd bij Taeke Stol in: Historische geo grafie in meervoud, 10. 3 Historische geografie in meervoud; historisch- geografische opstellen aangeboden aan prof. dr. M. W. Heslinga ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar in de sociale geo grafie, in het bijzonder de historische geografie en de geschiedenis der geografische weten schappen aan de Vrije Universiteit te Amster dam. Utrecht, Matrijs, 1984. 4 a. h. martens van sevenhoven, Het archief der Geldersche rekenkamer, 1559-1795, en van de 51

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 26