nodig een helpende hand toe te steken als de voortgang stokt, of wat bij te sturen als een groepje met het onderzoek de verkeerde kant dreigt op te gaan. Hoofdzaak is dat de leerlingen hun onderzoek zelf doen. Aan het eind van de lessen moeten ze een verslag maken, waarin zij een pro bleemstelling formuleren, de gang van zaken beschrijven en een conclusie trek ken. Hun verslag telt mee bij de beoordeling van hun schoolonderzoek, waar mee deze cyclus van lessen wordt besloten. Het schoolonderzoek vindt trouwens plaats op het gemeentearchief, waar de tentoonstellingszaal als examenruimte is ingericht met stoelen en tafeltjes die door de school worden aan- en afge voerd. De leerlingen moeten in de toets hun vaardigheid in het lezen van oud schrift, hun kennis van de archivistiek en de hulpmiddelen aantonen en toe passen. Daarnaast krijgen zij vragen over hun eigen onderzoek, waarmee hun ijver en inzicht gehonoreerd worden. In de loop der jaren zijn de onderzoeken die de leerlingen voorgeschoteld kre gen, aan de opgedane ervaringen aangepast. Het eerste onderzoek beoogde de leerlingen inzicht te geven in de problematiek van de strijd tussen Re monstranten en Contra-Remonstranten aan de hand van geschreven en gedrukte bronnen. Het jaar daarop maakten de leerlingen kennis met huizenonderzoek. Zij kregen twee aan twee een pand toegewezen, waarvan zij de eigenaars moesten opzoeken in de-geklapperde-transportregisters. Daarna moesten zij nade re gegevens verzamelen over de eigenaars uit de eveneens geklapperde kerkelijke registers, buurt- en burgerboeken en eventueel uit het notarieel ar chief. Deze onderwerpen bleken in de praktijk toch vaak te ingewikkeld en minder aan te spreken, evenals het onderzoek naar boedelbeschrijvingen in het notariële archief dat vanaf het derde jaar op het programma stond. Sinds zeven jaar mogen de leerlingen een keuze maken uit een negental on derwerpen die in gezamenlijk overleg zijn opgesteld en waaraan zij wederom in kleine groepjes werken. Enkele van deze onderwerpen zijn de Haagse ker mis, de straatverlichting, het schoonhouden van grachten en straten, de vis handel en de Latijnse school (de voorloper van hun eigen school). Het blijkt in de praktijk dat het werken met deze concrete onderwerpen de leerlingen het meest aanspreekt. Ook voor het gemeentearchief is deze aanpak het minst bezwarend. De leerlingen hoeven niet zoveel op de studiezaal te ko men als bij de andere onderzoeken en, zoals al gememoreerd is, liggen de ar chiefstukken in het depot gereed om snel aangereikt te worden. Worden de doelstellingen bereikt, zal men zich tenslotte afvragen. Uit de re sultaten van de schoolonderzoeken, de verslagen van de leerlingen en uit een rapport van de educatieve medewerker kan afgeleid worden dat dat zeker het geval is. Veel leerlingen komen na enkele jaren als student vol trots vertellen dat zij een grote voorsprong hebben op hun medestudenten. Zij kunnen na melijk hulpmiddelen hanteren, zijn in staat oud schrift te lezen en weten de weg naar en in een archief te vinden. Het is echter wel de vraag of dit soort onderwijs ook voor andere schooltypen dan het vwo of in lagere klassen van het vwo mogelijk is. De enige andere school waarmee regelmatig samengewerkt wordt is de r.k. pe- dagogische academie 'Mariahoeve'. De studenten van deze academie bezoe ken het gemeentearchief om daar onder leiding van de educatieve medewerker lessen Heemkunde voor te bereiden. Zij geven deze lessen dan weer zelf op de basisscholen waar zij stage lopen. Het verslag van de lessen die zij geven telt voor hen mee voor hun eindexamencijfer. De studenten concluderen meestal dat zij wel veel bruikbare gegevens vinden, maar dat zij die volledig moeten omwerken om ze begrijpelijk te maken voor hun leerlingen. Het lijkt hen zin loos de kinderen mee te nemen naar een archief en zij zijn van mening dat dat zelfs averechts zou kunnen werken. Een geheel ander project waarmee het gemeentearchief zich op onderwijs richtte (en omgekeerd) volgt hieronder. Twee ideeën voor de invulling van de viering van het 100-jarig bestaan van het gemeentearchief in 1984 werden samengevoegd tot één project. Het eerste idee was om de kunstkar van de Dienst voor Schone Kunsten te veranderen in een 'Archiefkar' en daarmee door Den Haag te rijden en informatie te ge ven over het gemeentearchief. Het andere plan behelsde een onderwijsproject voor de Haagse middelbare scholieren in de vorm van een soort les heemkun de gecombineerd met een lesbrief en een puzzeltocht door de stad. De uitvoe ring van beide plannen bleek om allerlei redenen niet mogelijk. Nader overleg met de Dienst voor Schone Kunsten en de afdeling Den Haag van de Vereni ging Docenten Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland (VGN) leidde tot het instellen van een werkgroep waarin alle drie instellingen vertegenwoordigd waren. Het nieuwe plan dat uitgebroed werd, omvatte een kleine tentoonstelling over een Haags historisch onderwerp in de Kunstkar die bestemd zou zijn voor de Hagenaars en in het bijzonder voor de middelbare scholen. Voor deze laatste groep zou ook een lesbrief gemaakt worden over het onderwerp van de ten toonstelling. De keuze van het onderwerp viel tenslotte op een afgeleide van de door het gemeentearchief geproduceerde videoproduktie 'Den Haag 1884'. Een historische documentaire. De naam van het gehele project zou gaan lui den: 'Den Haag van hoog tot laag. Spiegel van 1884'. Door middel van foto's en tekstborden gaf de tentoonstelling een beeld van het leven in Den Haag rond 1884, bezien vanuit de levenssfeer van diverse lagen van de bevolking. Hiervoor waren van 'hoog tot laag' enkele mensen uit het bevolkingsregister gekozen, die model stonden voor de tentoonstelling. De 'upper class' werd vertegenwoordigd door Jhr. De Casembroot, die belangrijke diensten bewees aan de Koninklijke familie en anno 1884 als gepensioneerd vice-admiraal woonachtig was aan de Prinsessegracht. Als vertegenwoordiger van de mid denstand werd de familie Mols-Van der Klugt gekozen. Deze woonde aan de Denneweg. De heer Mols was smid en zijn vrouw verkocht groenten. Voor de arbeidersklasse stond de familie Camfferman model. Martinus Camfferman was arbeider bij de pletterij Enthoven; hij kwam daar op 23-jarige leeftijd om het leven door een bedrijfsongeval. Hij woonde met zijn vrouw en zoontje in het Voorburgstraatje. Om deze drie families in een verhaal onder te brengen werd als rode draad de imaginaire Sientje Mosies gekozen, die als dagmeisje uit werken gaat bij de familie De Casembroot, waardoor zij in contact komt met zowel de familie Mols-Van der Klugt als de famlie Camfferman. 45 44

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 23