en anderen van gespecialiseerd archivistisch werk. Een verantwoord beheer staat en valt met een goede inventarisatie van aanwezige archieven: het ordenen en beschrijven van de bestanddelen waaruit archieven zijn opgebouwd met als neerslag de inventaris, op een zodanige wijze dat zowel de archiefbeschriiving van de tekeningen als integraal onderdeel van het archief, alsook de titelbe schrijving van de tekeningen individueel - hoofdbestanddeel als zij vaak van deze archieven vormen - tot hun recht komen. Daarmee worden ordelijk be heer en toegankelijkheid gewaarborgd. Tot voor kort hielden aankomende kunsthistorici zich ten behoeve van het schrijven van een scriptie ook bezig met de 'administratieve' verwerking van een archief Niet alleen hadden zij geen enkele kennis van en ervaring met de archiefproblematiek, zij konden ook geen richtlijnen van het ndb zelf krijgen, venredig hiermede waren de mogelijkheden tot onherstelbare fouten, zoals et onherkenbaar maken van een originele ordening. De mogelijkheid dat zul ke studenten een bijvak Archiefwetenschappen lopen is pas zeer recent Voor het ndb was de keus of kunsthistorische studenten inschakelen die ar chieven ontsluiten of beperkte toegankelijkheid. Dit laatste heeft niemand wen selijk geacht, aangezien de behoefte altijd primair gericht is geweest op histo risch onderzoek en tentoonstellingen. Ondanks vruchtbare resultaten heeft deze si uatie het materiaal zelf en zijn ordening niet altijd goed gedaan. Aan de an dere kant is het een voordeel met kunsthistorici en architectuurhistorische spe cialisten te werken: zij zijn vertrouwd met architectuurhistorisch materiaal. et name aan de kennis van beschrijving, catalogisering en bestudering van e emngen kan de kunsthistorische wetenschap grote diensten bewijzen Des te merkwaardiger is de constatering dat de architectuurhistorische wetenschap in Nederland tegengesteld aan buitenlandse ontwikkelingen - het puur do cumenteren van haar bronnen niet lijkt te interesseren. Catalogi van architec- uui tekeningen zijn, zelfs met de rijke verzameling van het ndb voorhanden zeer schaars.13 In het geval van de architectuurcollecties van een nieuw instituut zouden kunst historici en archiefmensen van eikaars kennis moeten profiteren om deze be- angnjke verzamelingen naar behoren te beheren en toegankelijk te maken om zo onverantwoord 'grasduinen' in de archieven tot een einde te brengen' Wordt de archieffunctie van het ndb in officiële stukken nog altijd ontkend, et is onmiskenbaar dat beheer, bewerking van en omgaan met de architec- ^ur ties sinds kort op het ndb veel aandacht krijgt. Sinds 1980 is een ar chivist op de archiefzaal aangesteld en wordt de archiefproblematiek in alge mene zin meer onderkend. Daarmee kan een al te grote nadruk op het houden van tentoonstellingen in evenwicht gebracht worden. Ten aanzien van deze verzamelingen wordt hier dan ook een strengere archief- aanpak bepleit, waarbij ordening en beschrijving op basis van algemene ar- c ïefregels en -ervaring dient te geschieden. Gecombineerd met een 'prenten kabinet -ervaring ten behoeve van het catalogiseren van tekeningen zonder of met archiefverband, zouden de aanwezige archieven en collecties systematisch bewerkt kunnen worden met als uiteindelijk doel inventariseren, beredeneer de catalogi en een algemene catalogus. Voor de archief- en titelbeschrijvingen van tekeningen m een archiefinventaris zou voor architectuurarchieven het model gevolgd kunnen worden dat zo voortreffelijk door M. Kok is aangege ven,16 met dien verstande dat waar deze auteur onder 'kaarten' al het 'gra fisch' archiefmateriaal verstaat, enige correctie juist ten aanzien van architec tuurtekeningen op zijn plaats lijkt. De archiefordening zal, afhankelijk van de oorspronkelijke ordening, be palen of van een tekening een archiefbeschrijving of een titelbeschrijving wordt gemaakt. Bij die archieven waar de tekeningen zich in dossiers bevinden en de archiefbeschrijving voor de hand ligt, kan achter de inventaris een tekenin- genlijst worden opgenomen. Maar, gezien de methoden van architectuurhisto risch onderzoek, kan een ordening daar naar architect en plaats logischer zijn dan naar plaats alleen. In feite wordt deze problematiek door moderne com putertechniek, met schier eindeloze mogelijkheden van indexeren, opgelost. Van belang blijft echter dat kaarten meer topografisch zijn dan architectuur tekeningen, waar ideeën van de maker/ontwerper een grote rol spelen. Bij die vele architectenarchieven waar tekeningen vaak een apart gestructu reerd onderdeel van het archief vormen - maar niet zonder banden met de an dere stukken daarin - dienen de tekeningen overeenkomstig die structuur ge ordend te worden. Vele architectenarchieven kennen echter nauwelijks een ordening, die dan nog zeer willekeurig is. Bij de bewerking ervan zal men in ieder geval zeer gespitst moeten zijn op het openbaar maken van de procesma tige ontwikkeling van het werk van de architect. Niet een topografische, maar een chronologische ordening van projecten is essentieel. Ook de projecten zelf dienen naar de mate van voortgang van het ontwerpproces geordend: eerst schet sen, dan voorlopig ontwerp, schetsontwerp, bestektekeningen, werktekenin gen, constructietekeningen etc. Deze ordening doet echter wel een beroep op een grotere architectuurhistorische kennis van zowel ontwerptechniek als van de ontwikkeling van architecten in verschillende perioden en de wijze waarop zij bureau voerden. Het belang hiervan kan ieder duidelijk zijn: men vindt zo in een inventaris de neerslag van de activiteiten van een architect en de gebruiker zal met een dergelijke ingang gebaat zijn. Men kan twisten over de vraag of titelbeschrij vingen in een inventaris zeer uitvoerig moet zijn en of de onderzoeker niet meer gebaat is met een korte opsomming van auteur, soort tekening, onderwerp, datering, techniek en schaalaanduiding. In ieder geval zullen naast de inventa- risgegevens aparte beredeneerde catalogi (en een algemene catalogus) van te keningen tot stand moeten komen, uitgangspunt als zij blijven voor veel ar chitectuurhistorisch onderzoek. Archivarissen en kunsthistorici zouden in onderling overleg deze kwestie moeten bestuderen, ook ten behoeve van beter beheer en behoud. Daarbij dient de museale betekenis van het voorhanden ma teriaal voor ogen gehouden te worden, mede in het besef dat niet alleen teke ningen de moeite van het bekijken waard zijn, maar dat ook brieven, rappor ten etc. in samenhang met grafisch materiaal tentoonstellingstechnisch uitgebuit zouden kunnen worden. Immers, juist uit die context reconstrueren wij ge schiedenissen. 22 23

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 12