Ten opzichte van de hier opgesomde verzamelingen met architectuurarchie
ven en collecties van tekeningen neemt het ndb met zijn bestanden een unieke
positie in. Het is een instituut waarbij architectuur en stedebouw de allereerste
uitgangspunten vormen en de gemeenschappelijke noemer van de aanwezige
collecties zijn. De aantallen tekeningen zijn in verhouding omgekeerd evenre
dig met die van de gewone archiefdiensten. De museale kwaliteiten van deze
verzamelingen zijn onmiskenbaar. Een 'documentatiecentrum', zoals het of
ficieel heet, ofwel een 'architectuurmuseum', zoals het in de volksmond heet,
lijken geen toepasselijke benamingen voor een instituut dat, evenals rijks- en
gemeentearchieven, archieven beheert. Er worden immers - gespecialiseerde -
particuliere archieven van architecten of architectenverenigingen verzameld en
bewaard, evenals collecties architectuurtekeningen. Ook zijn er collecties boe
ken, tijdschriften en memorabilia zoals beeldhouwwerken, meubels en toege
paste kunst voor zover ontworpen door architecten. Deze laatste categorie wordt
echter niet actief verzameld. Het ndb lijkt wat zijn zorg voor de collecties be
treft zelfs min of meer alleen te staan, afwisselend argwanend of positief be
keken door archief- en museumwereld: waar hoort zij immers bij?
Het meest lijkt deze instelling nog op het Internationaal Instituut voor Soci
ale Geschiedenis (iisg). ndb en iisg vormen voor de archiefwereld een pro
bleem: rijks- en gemeentearchieven, belast met het voor het nageslacht bewa
ren van de neerslag op papier van de activiteiten van Nederlandse personen
en instellingen - dus ook architecten - kunnen de collecties van ndb en iisg
ook tot hun territorium rekenen. En er zijn stukken bij, die menig archief
dienst in zijn bezit zou willen hebben, want een zeker chauvinisme kan de
gemeente- en regionale archieven niet ontzegd worden: liever hebben zij de ar
chieven van architect Dom van der Laan in Den Bosch dan op het ndb.
In zekere zin heeft het ndb een voorsprong op de archiefwereld, die pas laat
waardering is gaan opbrengen voor particuliere archieven. Het lijkt zelfs zo
te zijn dat het ndb de waardering van architectenarchieven heeft gestimuleerd.
Pas in 1964, negen jaar nadat de sam begon met verzamelen op basis van al
bestaande schenkingen, vindt de oprichting plaats van het Centraal Register
van Familiearchieven, vanwege de grote interesse hiervoor van officiële archief
zijde in 1978 omgedoopt in - en de wijziging is veelbetekenend - het Centraal
Register van Particuliere Archieven en ondergebracht in het Algemeen Rijks
archief in Den Haag.12 Tot registratie is men overgegaan omdat, waar over
heidsorganen onder de Archiefwet van 1962 vallen, particulieren niet aan het
voorschrift gehouden kunnen worden hun archieven in goede staat te houden
en onder te brengen in een openbare bewaarplaats. Deze omstandigheid heeft
de archiefwereld doen besluiten, naast voorlichting aan particulieren, voor dezen
ook haar archiefbewaarplaatsen open te stellen. De particulier heeft echter de
vrijheid zijn archief onder te brengen waar hij wil. Dat is de reden dat ook
bibliotheken, musea en wetenschappelijke instituten over dit soort archieven
beschikken.
In het Voorlopig Standpunt van de Minister van wvc met betrekking tot
de Discussienota Archiefbeleid (1983)13 valt het ndb dan ook onder 'andere
instellingen (dat is: anders dan officiële archieven) en daarmee wordt de col-
lectie van deze instelling wel als archivalisch belangrijk gekenmerkt, maar is
het ndb geen archiefbewaarplaats in de zin der wet. Met enige nadruk stelt
de Discussienota dat verwerking, ordening en bewaring bij dit soort instellin
gen nogal uiteenloopt. Archieven worden vaak partieel verworven, zodat hun
eenheid verloren gaat, de beveiliging is maar matig en het gebrek aan facilitei
ten groot. Het wordt onjuist geacht, dat allerlei instellingen beslag leggen op
overheidsgelden voor de oprichting van nieuwe depots buiten die van de rijks-
en gemeentearchieven.
De bedreiging die de archiefwereld van dit soort gespecialiseerde verzame
lingen voelt uitgaan moet dan ook bezworen worden, zo kan men uit de Ar
chiefnota opmaken. Indien een particulier archief past in de collectie van een
gespecialiseerd museum dat niet aan de criteria van beheer etc. voldoet, zou
dit moeten worden overgebracht naar een archiefdepot dat daaraan wel vol
doet. Vandaaruit kunnen dan belangrijke stukken ten bate van een expositie
in bruikleen worden afgestaan. Het Voorlopig Standpunt stelt vervolgens dat
een uitbreiding van bestaande archiefdiensten eerder gewenst is dan de oprich
ting van nieuwe, gespecialiseerde instituten.
Trachten we de problematiek te overzien, dan kunnen we concluderen dat
specialistische verzamelingen een instelling als het ndb niet a priori tot een mu
seum of een archief maken. Het opgaan in een groter geheel, waarbij de Stich
ting Wonen weer andersoortige documentatie inbrengt, verandert daaraan niet
veel.
Schuilt er gezien het bovenstaande niet een tegenstrijdigheid in de aankondi
ging van de minister een instituut te willen oprichten waarvan de verzameling
particuliere archieven van sam en ndb de basis gaat vormen? Dit is niet het
geval. Het bezit van belangrijke archieven en collecties heeft consequenties voor
beheer en bewerking, als men het op landelijk niveau wil bezien. Het heeft ook
als consequentie dat er vanuit de archiefwereld met lede ogen naar het ndb
gekeken wordt, als eerste door de Algemene Rijksarchivaris. Dit is zeker niet
onterecht, hoewel deze constatering nogal gratuit genoemd kan worden. Im
mers, de Rijksarchiefdienst toonde bij de overwegingen van het Rijk die voor
af gingen aan de stichting van het ndb, geen belangstelling voor de collecties
en hun beheer. Dit beheer is op het ndb nu eenmaal niet optimaal, gemeten
naar het belang van de aanwezige stukken. Deels komt dat door de jarenlange
ondermaatse bezetting. De sam heeft zich ondanks het gestelde in haar statu
ten van 1955 nauwelijks met beheer beziggehouden, noch met ideeënvorming
omtrent de problematiek van archivalia en collecties. Ook na de overdracht
van het beheer aan het ndb in 1972 heeft de staf aldaar weinig de gelegenheid
gekregen en te baat genomen onder andere door het werk aan vele
tentoonstellingen - zich daarop te oriënteren. De Rijksdienst Monumenten
zorg heeft zich bij taakstelling en aanstellingen bij het ndb weinig bekommerd
om deze archief-aspecten. De huidige collecties dragen daar ook alle sporen
van. Om materiële redenen (de berging van tekeningen), maar ook vanuit een
onzorgvuldige en uitsluitend kunsthistorisch gerichte oriëntatie op tekeningen,
zijn in sommige gevallen papieren archief en tekeningen van elkaar geschei
den, zodat veel werk verzet moet worden om de context te herstellen.14
De oorzaak daarvan ligt ondermeer in onderschatting door kunsthistorici
20
21