troffen. Trouwens, de tijd zou hem ook zeker hebben ontbroken, zo druk was hij in de weer met het uitbreiden van zijn kunstverzameling die nu nog in het Museum Meermanno Westreenianum is te bewonderen. Naast een adjunct-archivaris kreeg Van Wijn ook versterking van Nicolas A. van Heijnsbergen die kopiist was en vermoedelijk al vanaf 1804 kopieer werkzaamheden verrichtte voor het archief van Holland. Tot zijn grote teleurstel ling kreeg Van Heijnsbergen slechts een tijdelijke, dus geen vaste benoeming. Zijn beloning bestond uit drie stuivers per te kopiëren blad en zes stuivers voor een blad met oud schrift alsmede een 'matig doch vast tractement.Tevens fun geerde hij als conciërge en diende hij te zorgen voor het vuur en het licht. Pro duceerde hij weinig, dan verdiende hij ook weinig. In het derde kwartaal van 1810 declareerde Van Heijnsbergen het lage bedrag van ruim 90,-. De 'oor zaak is toe te schrijven aan de allerellendigste omstandigheden, in welke, voor omtrent drie weken, zyne, na eene zeer zware operatie verloste, huisvrouw (na een dragt, zo ik onderrigt worde, van by de 10 maanden) zig heeft bevonden, en aan zyne daarop gevolgde zeer ernstige indispositie.' Het geldelijke verlies kon alleen gecompenseerd worden door in het volgende kwartaal harder te wer ken.28 In 1812 wordt ook nog melding gemaakt vaneen 15-jarige J. A. (of A. J.) van Heijnsbergen, die ook kopieerde en vermoedelijk een zoon was van de hier boven genoemde Van Heijnsbergen die in 1812 42 jaar oud was.29 2-3 Onzekerheden alom Ruim een jaar hield de Koning het in zijn paleis op het Binnenhof uit. In sep tember 1807 verhuisde hij naar Utrecht alwaar hij tot 20 april 1808 resideerde. Op die dag vond zijn intocht plaats in Amsterdam en nam hij zijn intrek in het Paleis op de Dam. Op diezelfde dag ook beviel zijn echtgenote in Frank rijk van een zoon, die later als keizer Napoleon m zou gaan regeren. Nu de regeringszetel naar 's lands nieuwe hoofdstad was verplaatst moest ook een groot aantal archieven naar Amsterdam worden overgebracht. Ste ven Dassevael, secretaris-archivist van de Koning, werd opgedragen om de over brenging van de meeste in Den Haag berustende archieven van de 'nationale' overheid te organiseren. In Amsterdam konden ze dan ter beschikking van de ministeries gesteld worden die ook in die stad gevestigd zouden gaan worden.30 Het huis 'Crevenna' aan de Nieuwezijds Voorburgwal diende als onderkomen van de archieven. Van Wijn, de zeventig jaren naderend, voelde zich intussen onbehaaglijk geworden door de voortdurende verplaatsing van de koninklijke zetel en de gevolgen daarvan voor de door hem beheerde archieven. Zou ook hem nu nog, op zijn leeftijd, een verhuizing worden 'aangedaan'? Steeds vaker werkte hij thuis daar hij last bleef ondervinden van 'een val van 6 trappen.' Ook werd hij gekweld door 'rhumatieke ongesteldheid' en 'harde koorts en verzwakking in den duim en muis van de regte hand',31 kwalen die hem een tijdlang het schrijven onmogelijk maakten. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat hem de animo ontbrak om nu waarschijnlijk voorgoed (maar wat heette 'voorgoed' bij koning Lodewijk?) naar Amsterdam te gaan. In een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken wees hij er met nadruk op dat er geen enkele nood zaak bestond om 'zijn' archieven naar de hoofdstad over te brengen, daar de 312 6 C. S. Flament (colenbrander, Schimmelpenninck en koning Lodewijk) administratie ze aldaar zeker niet dagelijks nodig zou hebben en ze bovendien 'slechts' tot 'elucidatie' van onze geschiedenis dienden.32 Van Wijn mocht blijven waar hij was. Zelfs werd hij 'Ridder der Orde van de Unie' en lid van het 'Koninklijk Instituut'.33 Na Van Heijnsbergen, die on danks de inspanningen van Van Wijn nog steeds 'dobbert in 't onzekere' over een vaste aanstelling, werd nu ook een tekenaar, J. Lodder genaamd, aange trokken voor het kopiëren van kaarten en het tekenen van zegels. Hij verdien de slechts 150,- per jaar.34 Op 14 oktober 1809 evenwel stopte C. S. Flament met zijn assistentiewerkzaamheden; wel bleef hij bibliothecaris en conserva tor van de Koninklijke Bibliotheek.35 2-4 Naar Parijs Napoleon, ontstemd over het beleid van de koning van Holland dat te weinig rekening zou houden met de Franse belangen, zon op afdoende maatregelen om zijn broer buitenspel te zetten. Als schot voor de boeg zond hij troepen naar ons land die ondermeer in Den Haag gelegerd zouden worden. Van Wijn bespeurde gevaar. Want wat te doen als die Franse troepen het Logement van Rotterdam voor zich zouden opeisen? Dan, zo stelde hijzelf voor, moesten de archieven maar naar het Mauritshuis worden overgebracht. De instructie ech ter die hij inzake een mogelijk afstaan van het Logement aan de Fransen ont ving, bepaalde dat de archieven in geval van ontruiming van het Logement naar het paleis aan het Noordeinde getransporteerd zouden moeten worden.36 Al in juli 1810 werd ons land bij Frankrijk ingelijfd en legde Van Wijn de eed aan de Keizer af.37 En toen brak een droeve tijd voor Van Wijn en zijn helpers aan, ook al kreeg de archivaris nu ook nog de titel van 'Ridder van de Leenkamer' toebedeeld. Reeds spoedig kwamen gezanten uit Frankrijk met snode plannen omtrent de overbrenging van archieven uit Nederland naar een nog op te richten depot in Parijs. Eerst was het graaf De Hauterive die hier arriveerde en zich naar 313

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 6