1806 zowel Schimmelpenninck als de Bataafsche Republiek aan de kant wer den geschoven en Lodewijk Napoleon, broer van de Franse keizer, tot koning werd benoemdIn juni 1806 kwam het nieuwe staatshoofd naar het Koninkrij k Holland. Voorlopig nam hij zijn intrek in het Huis ten Bosch in Den Haag, al waar hij op 25 juni 1806 onder anderen Van Wijn in audiëntie ontving.16 Voor zijn definitieve huisvesting (of wat er althans aanvankelijk als zoda nig uitzag) liet koning Lodewijk zijn oog vallen op het paleis dat de laatste stadhouder, Willem v, op het Binnenhof had laten bouwen en dat nu nog im mer in gebruik is als vergaderruimte voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In de gebouwen op het Binnenhof waren vele overheids-, gerechtelijke en de partementale instellingen gevestigd die nu, zoals het heette 'hoe eerder hoe lie ver dienen te worden ontruimd.' De ministers van Binnenlandse Zaken en Fi nanciën werden met de uitvoering van het vorstelijke plan belast. Haast was geboden want op uiterlijk 15 augustus moesten alle panden leeg zijn. Vier in stellingen, te weten de Staatsraad, de Secretarie van Staat, de directie van de Koninklijke Staatscourant en de Ontvanger-generaal der middelen te water en te lande, mochten blijven. Alle overige diensten en bewoners van het Binnen hof die gevestigd waren in ruimten 'tusschen de beide Poorten aan het Plein en Buitenhof' moesten verdwijnen.17 De instellingen van het departement van Holland weken met hun archieven uit naar het paleis Het Oude Hof (nu paleis Noordeinde geheten), waarheen ook het nationaal Gerechtshof en de Raad van Financiën werden overgebracht. Ook de trekking van de loterij die in de Grote Zaal placht plaats te vinden, moest nu elders geschieden.18 Behalve het Logement van Gouda werd ook dat van Rotterdam op het Plein door de rijksoverheid aangekocht teneinde hierin diverse instellingen onder te brengen.19 In het Logement van Rotterdam (he den ten dage in gebruik bij het ministerie van Defensie) werden onder andere de Griffie en de archieven van Hunne Hoogmogende Heren de Staten-Generaal ondergebracht. Griffier Couperus meldde dan ook eind augustus dat 'al wat tot de Griffie behoord' in gereedheid was en daags daar aan in één dag naar het Logement van Rotterdam is overgebracht.'20 Bepaalde archieven en archiefonderdelen (van bijvoorbeeld de Nationale Vergaderingen uit 1796 en 1797) zijn echter nooit van het Binnenhof weggeweest. 2-2 De Logementsgasten Natuurlijk ontkwam ook Van Wijn niet aan de gevolgen van 's Konings wens. Er werd opdracht gegeven om 'hetzelve Logement van Rotterdam, voor zoo verre het voor den dienst van Hun Hoog Mogende niet zal benoodigd zijn, te employeren voor alle de archiven van Staat, staande onder de bewaring en toevoorzicht zoo van den Archivarius Mr Hendrik van Wyn als van den Com- mis ter Koninklijke Staats-Secretary, L. C. Mazel, met aanschryving aan voor melden archivarius en commis om met den griffier van Hun Hoog Mogende over de meest gevoegelijke plaatsing van de voorgeschreven archiven te con veniëren.'21 Van Wijn zelf sprak over zijn 'onverwagte verhuizing uit myn lo caal op de groote zaal van 't Hof' die hij, met medeneming van de leenregisters, grafelijke rekeningen en brieven en de charters van de abdij Egmond in au gustus 1806 verliet.22 310 4 H. van Wijn (wagenaar, Vaderlandse Geschiedenis, vi) Op 28 mei van datzelfde jaar was zijn aanstelling, die aanvankelijk voor vijf jaren gold, omgezet in een permanente tegen een jaarlijkse vergoeding van 3 5 00,-.23 In het Logement van Rotterdam kregen de 'archivarius van het Ko ningrijk Holland' en zijn 'amanuensis' Flament de beschikking over een ach terkamer op de tweede verdieping alsmede twee kamers op de derde verdie ping (dit waren de zogenaamde 'rode' en 'groene' kamers) en een 'klein kabinet'. Tevens mocht de kelder gebruikt worden.24 In 1807 vond personeelsuitbreiding plaats. W.H. J. van Westreenen, een 24-jarige gefortuneerde jongeman die zich in 1821 'baron' mocht gaan noe men, werd bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1807 nummer 104 benoemd tot adjunct-archivaris.25 Waarschijnlijk was het kontakt tussen Van Wijn en Van Westreenen tot stand gekomen via de vader van laatstgenoemde, die histo ricus was en omkwam bij de ramp met het kruitschip in Leiden in januari 1807 Twee dagen na de catastrofe informeerde Van Wijn bij de nabestaanden hoe het zat met een register van de Hollandse domeinen dat op 31 december 1806 aan Van Westreenen sr. was uitgeleend.26 Ook Van Westreenen jr. had kon takten met Van Wijn bij wie hij regelmatig op bezoek kwam. Over de houding van Flament ten opzichte van een benoeming tot adjunct-archivaris van iemand anders dan hijzelf maakte men zich geen zorgen 'want van de zijde van Fla- mand zal geen oppositie gemaakt worden.' Van Westreenen, die zichzelf als directeur de l'Académie de Zeelande et Mem- bre de celle de Leiden afficheerde, kreeg geen jaarwedde. Dit werd echter ge compenseerd door de 'verzekering van in dien post te zullen opvolgen by al- dien hy den tegenwoordigen archivarius overleeft.'27 Hoewel de adjunct-archivaris zeventien jaar langer dan Van Wijn leefde, is er nooit meer sprake geweest van een opvolging van Van Wijn door Van Westreenen, want na 1813 wordt de naam van laatstgenoemde niet meer in de archieven aange- 5 Het voormalige Logement van de stad Rotter dam op het Plein, (moerman, Historisch Binnenhof) \y -v

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 5