van dit college lagen in en rondom de kantoren van de voormalige Griffie op geslagen. Daar er behoefte bestond aan een voorlopige inventarisatie ving Van Wijn zijn werkzaamheden aan met de inspectie en beschrijving van deze ar chivalia. Hij werd bijgestaan door de commies-chartermeester Huijgens, die de dagelijkse beheerder van de Staten-Generaal-archieven was, alsmede door de inmiddels aangetrokken assistent, tevens 'custos der Nationale Bijbliotheek', Charles Sulpice Flament, een voormalig kloostergeestelijke.6 Zo'n twee we ken later reeds had Van Wijn een uitgebreid verslag vervaardigd van wat hij zoal had aangetroffen op zijn speurtocht door onder andere het voormalig Grif fierskamertje, de 'Agentskamer', de ruimte 'boven de Galery', de 'bovenchar- terkamer' vanwaar hij met een 'steektrap naar de vliering boven de 2e charter kamer' ging waar zelfs 'onder de haansbalken' archivalia werden aangetroffen. De ruimte was soms zo krap dat hij 'tusschen de haansbalken door (moest) kruipen om de laagte van het locaal.'7 Zijn goed-verzorgde pruik zal er zo niet mooier op geworden zijn! Voor het maken van inventarislijsten kreeg Van Wijn de beschikking over een vertrekje aan het Binnenhof in de directe nabijheid van de Staten-Generaal-archieven 'aan den kant van den vijver in het gedeelte tusschen de oude vergaderzaal der Staten van Holland (de tegenwoordige ver gaderzaal der Eerste Kamer) en de oude Hofkapel.'8 1-3 Nog een functie erbij Nog tijdens zijn werkzaamheden ten behoeve van de Staten-Generaal-archieven wendde Van Wijn zich tot het gewestelijk bestuur van Holland dat hij verzocht om onbelemmerde toegang tot de 'charterbergplaatsen' van de leen- en register- kamer en de domein- en rekenkamer. Op 26 augustus 1802 besloot het depar tementaal bestuur van Holland om Van Wijn meer dan alleen maar toegang tot en gebruik van haar archieven te verschaffen. Op voorstel van het bestuurslid Johannes Meerman werd hem de titel 'Archivarius van het Departement Hol land' verleend en werd hij belast met het beheer der archieven van de grafelij ke domein- en rekenkamer, de Hollandse leen- en registerkamer, de secretarie van Holland, het Hof van Holland en de Ridderschap van Holland.9 Ondanks zijn drukke werkzaamheden vertoefde hij in de maand juli toch nog enige tijd in Gouda 'ter verzorging mijner verhuizing, transport van goederen en een deel mijner Bibliotheek.'10 In september 1802 installeerde de archivaris van de Bataafsche Republiek, tevens archivaris van het departement Holland zich in de vertrekken van de domein- en rekenkamer aan de noordzijde van de Grote Zaal. Toen de dagen korter werden en de temperatuur daalde werd het echter duidelijk dat aan de ze huisvesting een groot bezwaar kleefde. Het bleek namelijk dat het vertrek niet verwarmd kon worden, hetgeen Van Wijn als lijder aan 'cattaraale ziek ten' (verkoudheden en dergelijke) bijzonder onaangenaam vond. Hijzelf ver telt het zo: 'Daar ik in den winter, by gebrek van vuur, op de Hollandsche domeinkamer niet kon werken en het Departementaal Bestuur van Holland my de Leenkamer had geaccordeerd begaf ik my naar bovengemelten ka mer ter examinatie dier geweldigen schat van oude en zeldzame stukken, den Staat van ons Land betreffende.' 'Men weet dat die Kamer teffens de Re gisterkamer van Holland is genoemd.'11 306 1 Aquarel van het Binnenhof door P. C. La Farque (1768). Rechts van de poort de panden aan de noordzijde van de Grote Zaal. (wijs, Leenstelsel) Zo vestigde 's Lands archivaris zich dus eind 1802 in de vertrekken van de voor malige leen- en registerkamer van Holland naast de Grote Zaal, waar hij tot medio 1806 zich ongestoord met de uitoefening van zijn taak kon bezighouden. 1-4 Naast de Grote Zaal Wie nu op het Binnenhof ronddwaalt is zich er waarschijnlijk niet of nauwe lijks van bewust dat de aanblik die de Grote Zaal (of Ridderzaal) thans biedt grondig verschilt met die van vroeger. Zo zijn de 'hangkamers' met het por taal waarboven zij waren gebouwd (aan de westzijde, daar waar nu ook nog de ingang is) verdwenen, evenals de aanbouwsels aan noord- en zuidzijde van de zaal. Bovendien waren in en rondom de Grote Zaal vele notarissen, boek verkopers en kramers gevestigd.12 Om een idee te krijgen waar Hendrik van Wijn zich eind 1802 installeerde richten wij onze aandacht op de gebouwen aan de noordzijde van de Grote Zaal, gelegen tegenover het huidige ministerie van Algemene Zaken. Bij een restauratie aan het begin van deze eeuw zijn de ze panden verdwenen. Op de prent van La Fargue (zie afbeelding 1) zien we de Grote Zaal met de noordelijke aanbouwsels in 1768. Met wat goede wil is te onderscheiden dat de panden aan de noordzijde uit drie afzonderlijke gebouwen bestaan. Het meest linkse (tegen de toren aan) is het oudste en diende tot 1581 als onderko men voor de Grafelijkheidsrekenkamer alwaar de administratie, voortvloei ende uit het beheer van de domeinen en goederen van de Graven van Holland, werd gehouden. Later werden in dit en in het ernaast gelegen gebouw gevestigd de Generaliteitsrekenkamer en de 'Rekenkamer ter Auditie van de gemeene- landsrekening' die in 1751 'Provinciale Rekenkamer van Holland en Westfries land' ging heten en in ons verhaal 'domein- en rekenkamer' wordt genoemd. Het oudste pand telde drie verdiepingen en bezat in het midden een achtkanti ge traptoren. Het smallere gebouwtje daarnaast telde eveneens drie verdiepin gen waarvan de bovenste twee twee vensters hadden. 307

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 3