de Croix, zoals hij zichzelf noemt, in dit verband tussen 1435 en 1445, ver deeld over beide series, 55 maal geteld. De vernoeming van registers naar ambtenaren was in Rose's tijd ook hoogst ongebruikelijk in de Hollandse administratie. Het blijft voor mij een raadsel waarom de tien eerste Rosadelen de naam van Rose dragen. Weliswaar zijn de opschriften aan de buitenzijde te dateren op 1658, maar we weten natuur lijk niet of de benaming van de griffieregisters pas toen is bedacht: zou Rosa xi niet naar Dire Boudijnsz. van Zwieten hebben moeten zijn genoemd? Het lijkt waarschijnlijk dat het nageslacht Jan Rose meer heeft toegeschreven dan verantwoord is. Dat de naam Rose op de gedrukte uitgave prijkt, bestendigt wellicht een historisch misverstand. 4 Nu er nog slechts één deel van de Rosa-editie moet verschijnen, rijst de vraag of en hoe er verder gegaan moet worden. Prof. Meijers bepleitte de Rosa-editie in zijn artikel uit 1918/1919 in het Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, waar in hij de uitgegeven en onuitgegeven rechtspraak van onder meer het Hof in ventariseerde en sterk op aanvulling van de bronnenuitgaven aandrong. Sinds dien is op dit terrein veel werk verricht. Na 65 jaar werd de stand van zaken door prof. De Smidt opnieuw in kaart gebracht; deze kaart vertoont een hin derlijke witte vlek in de tweede helft van de 15e eeuw.22 In een breder verband benadrukte De Smidt de noodzaak van het toegankelijk maken van de Hol landse rechtspraak uit die periode; vooral omdat juist in die tijd de rechtspraak wordt geformaliseerd, het beroep op de Grote Raad van Mechelen een norma le procedure wordt en de overgang van het middeleeuwse naar het geleerde recht in deze tijd valt.23 De vroegste jurisprudentieverzameling van het Hof is de 17e-eeuwse Rotterdamse uitgave van Naeranus, waarin voor het meren deel uitspraken over de periode 1515- 1556 bijeen zijn gebracht. Welke is de beste methode om het omvangrijke materiaal toegankelijk te maken? De vervanging van het oude handwerk door de moderne 'vingertech nieken' wordt overwogen. Naast de vele praktische voordelen-zo is de gedachte - kan de ontwikkeling van de Bourgondische grafelijke rechtspraak in Holland op deze wijze worden geplaatst in het kader van de ontwikkeling van de Bourgondische rechtspraak in alle gewesten en over een langere perio de. Door samenwerkingsverbanden tot stand te brengen kan een geheel nieu we aanpak van het (rechts)historisch onderzoek worden gerealiseerd. Wanneer voor een digitale bewerking en eventueel uitgave van de Holland se rechtspraak tot bijvoorbeeld 1515 wordt gekozen, is het mijns inziens wen selijk om hiermee in de laatste Rosa-editie rekening te houden. Het is denk baar dat Rosa xin, dat geen memoriaal in de eigenlijke zin meer is, naar die fase wordt overgebracht; ook de uitgave van Rosa xn zou wat de vorm be treft opnieuw moeten worden overwogen. Dit memoriaal vormt immers met de memorialen Bossaert, Van Zwieten en Poes een afgerond geheel, waarop een goed leesbare ingang voorhanden is.24 De indices die in korte samenvat tingen de rechterlijke beschikkingen weergeven, geven een voldoende inzicht in de ruim 3000 folio's tekst van de circa 4000 folio's die uit de periode 372 1447— 1468 zijn overgeleverd. Men zou deze met betrekkelijk weinig moeite in computerbestanden kunnen invoeren en vermenigvuldigen. Rosa xiii staat aan het begin van een sententieregisterserie die tot 1515 uit dertig delen van ruwweg geschat gemiddeld 200 folio's bestaat. Tot nu toe is alleen een bloemlezing uit het sententieregister 1447 - 1448 gepubliceerd.25 Na 1464 vinden er allerlei uitsplitsingen plaats: de criminele sententieregisters zijn al genoemd; daarnaast komen er bijvoorbeeld aparte registers voor de dingta len en lopende appointementen en registers van de procureur-generaal van de dingtalen en lopende appointementen, presentatieboeken en een register voor de willige condemnaties. De onderlinge relatie van deze delen zal worden be schreven door R. Huijbrecht.26 Over het vervolg van de Rosa-uitgave heeft Meijers in het bovengenoemde artikel zijn gedachten laten gaan; hij wijst op een plan van Rollin Couquerque om een zodanige publikatie voor te bereiden en hoopt dat er voor dit plan een opvolger gevonden kan worden: 'Het weinige dat reeds uit de eerste registers gepubliceerd is, levert het bewijs, dat een zoodanige publicatie hoogst belang rijk zal zijn'Als de bezuinigingen geen roet in het eten gooien, is die opvolger misschien gevonden in de computer die, door samenwerking van velen gevoed, een bron voor talrijke (rechts)historische studies zal zijn. Noten Mr. R. W. G. Lombarts was tot 1984 verbonden aan de Leidse Universiteit en werkzaam aan het project 'Memorialen Rosa' en is thans werkzaam op het Hoogheemraadschap van Rijnland. 1 Memorialen van het Hof (den Raad) van Hol land, Zeeland en West-Friesland, van den se cretaris Jan Rosa, delen i, n en m, uitgegeven door a.s. de blecourt en e.m. meijers, Rechts- historisch Instituut Leiden, serie i Haarlem 1929. 2 Idem, delen iv, v en vi, uitgegeven door R. W. G. LOMBARTS, PAULA C. M. SCHÖLVINCK, J.TH. DE SMIDT, H. W. VAN SOEST, RechtshistO- risch Instituut Leiden, serie i, 4 Leiden 1982. 3 Idem, delen vu, vm, ix en x uitgegeven door R. W. G. LOMBARTS, PAULA C. M. SCHÖLVINCK, J.TH. DE SMIDT, H. W. VAN SOEST, RechtShistO- risch Instituut Leiden, serie i, 5 Leiden 1985. 4 Voorlopige inventaris van het Hof van Holland 's-Gravenhage 1982, door j.bos-rops. Deze in ventaris is een bewerking van de conceptinven taris die P. A. N. S. van Meurs tussen 1899- 1920 van het archief heeft gemaakt (ara leesz. 3.3.01). Thans bereidt R. Huijbrecht een nieuwe inventaris voor. 5 Vergelijk Rosa vi fo. 146 nr. 488. Zie voor de Wendische Oorlogen: t.s.jansma, 'Philippe le bon et la guerre hollando-wende (1438- 1441)', in: Tekst en uitleg (Den Haag 1974) 72-91. 6 de blecourt-meijers, a.w., xix: 'De serie b is meer in het bijzonder bestemd aanteekeningen der rechtsgeschillen te houden. Nochtans ko men ook nog in de serie a hier en daar judi- cieele uitspraken voor' en Van Meurs (ara leesz. 3.3.01, p. 1): 'In 1435 werden aangele genheden van meer administratief karakter (bijv. dijkwezen, geleidebrieven, besprekingen met de staten) in één register, die van meer rechterlijke aard in een ander register verza meld 7 t. s. jansma, Raad en Rekenkamer in Holland en Zeeland tijdens hertog Philips van Bourgon- dië (Utrecht (1932)) 134. 8 th. van riemsdijk, Tresorie en kanselarij van de graven van Holland en Zeeland uit het He- negouwsche en Beyersche huis ('s-Gravenhage 1908) 363. 9 Clais die Vriese en Cornelis Baroen. 10 Anders j.c.kort, Het archief van de graven van Holland 889-1581, Rijksarchieven in Hol land, inv. reeks nr. 23 ('s-Gravenhage 1982) 145*. 11 kort, a.w. 64*. 12 Rosa xii, fo. 17. 13 Memoriaal van alrehande zaken. De inventaris van de archieven der besturen over de domei nen afkomstig van de voormalige provincie Holland. De zogenaamde grafelijkheidsreken kamer ara leesz. 3.1.27 inv. nr. 28. 14 Vergelijk r. i.a. nip, 'Bengaert Scay, een 15e- eeuws ambtenaar', in: Regionaal-historisch tijdschrift Holland 15 (nr. 2 april 1983) 65 en j.ph. de monte ver loren, De historische ont wikkeling van de begrippen bezit en eigendom in de landsheerlijke rechtspraak over onroe- 373

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 36