1 Onder de haansbalken (1802-1806) 1-1 En tot slot een nieuw begin De lezer van de Oprechte Haarlemsche Courant kon in zijn krant van donder dag 24 juni 1802 kennis nemen van het volgende, voor hem wellicht weinig schokkende bericht dat als volgt luidde: By Besluit van den 17 Juny L.L., is door het Staats-Bewind de Burger Hen drik van Wyn door deszelfs verdiensten, omtrent de Vaderlandsche Geschie denissen en Oudheden, zoo roemrijk bekend, verzocht en gecommitteerd tot het nazien en schiften van alle Charters en Staatsstukken van dit Gemeenebest, speciaal die der tyden tot op het sluiten van den Munsterschen Vreede, om de notabelste derzelven, by eenen beredeneerden Catalogus, in derzelver waarde te doen kennen, zynde de Departementale Besturen aangeschreven, om aan den gemelden Burger alle hulp en bystand te verzorgen. Met andere woorden: op 17 juni 1802 was Hendrik van Wijn benoemd tot 'Ar chivaris der Bataafsche Republiek'. Voor de argeloze lezer van de Oprechte Haarlemsche Courant mocht Van Wijn allicht een onbekende zijn, de 'minnaars van oudheid, geschied- en let terkunde' wisten wel degelijk wie hij was. Anderhalf jaar eerder al had de af gevaardigde Van Royen een klemmend betoog in het parlement gehouden 'tot het doen bijéén en in orde brengen van alle zodanige authenticque charters, stuk ken en bescheiden' en daarbij de 'werkzame ijver' van Van Wijn geroemd 'die voor het vak onzer geschiedenis zo uitmuntend berekend is'1 Ook anderen'ga- ven hoog op van 's mans kwaliteiten en het wekte dan ook geen verbazing toen het Staatsbewind in juni 1802 Van Wijn voor de duur van vijf jaar tot archiva ris benoemde. Zijn taak bestond uit het opsporen, afzonderen, inspecteren en inventariseren van archieven vanaf de oudste tijden tot aan 1648, het jaar waarin de Tachtigjarige Oorlog werd beëindigd. Uitdrukkelijk behoorde hiertoe niet het verzamelen van al deze archieven in één depot, zodat vermenging ervan dan ook niet kon plaatsvinden. Uit de schatkist werd een bedrag van 4 000,- voor de archivarispost bestemd, waarvan 500,- diende voor het aantrekken van een assistent.2 En zo begon Hendrik van Wijn aan een nieuwe loopbaan op een leeftijd waar op menig ander van zijn al dan niet verdiende rust zou gaan genieten. Twee- en-zestig jaar eerder was hij in de stad waar hij nu als archivaris werkzaam was, geboren. Door toedoen van zijn vader, die de jongen een militaire loopbaan had toegedacht, kwam hij op elfjarige leeftijd bij de dragonders van generaal Berge de Trips. Maar Hendrik had geen plezier in het militaire bedrijf, wat door zijn vader, Abraham van Wijn, bijtijds werd onderkend. Zijn opvoeding en scholing werden aangepast en zo kon hij zich gaan toeleggen op een studie waar in geschiedenis en staat- en letterkunde een belangrijke plaats innamen. In de cember 1771 werd hij benoemd tot pensionaris van Den Briel. Vier jaar later huwde hij, 35 jaar oud, met de weduwe Susanna Blooteling, uit welk huwelijk geen kinderen werden geboren. In 1779 verwisselde hij het pensionarisschap van Den Briel voor dat van Gouda. In zijn vrije tijd bleef hij zich bezighouden met de beoefening van de letterkunde en de bestudering der geschiedenis. Door de verwikkelingen, ontstaan ten gevolge van de strijd tussen patriotten en prins- gezinden, werd zijn bestuurlijke loopbaan in 1787 beëindigd.3 Maar een 'huis zittend leven' boeide Van Wijn maar matig. En daarom verheugde hij zich op zijn benoeming tot archivaris, een benoeming die ongetwijfeld het gesprek van de (verjaar)dag zal zijn geweest toen hij op 21 juni zijn 62e geboortedag vierde. 1-2 Archivaris zonder archief Vol goede moed begaf de kersverse landsarchivaris zich in de vroege ochtend van vrijdag 2 juli 1802 van het 'Logement van Gouda' aan het Haagse Lange Voorhout naar het Binnenhof. De dag daarvóór reeds was hij met zijn nieuwe werk begonnen nadat hij zich al eerder met zijn huishouding provisorisch had geïnstalleerd in het Goudse logement. Voorlopig hield hij zijn woning in Gou da nog aan, maar hij was van plan om zich binnen niet al te lange tijd in Den Haag te vestigen. Op het Binnenhof aangekomen liep Van Wijn naar de in gang aan de westzijde van de Grote Zaal (later Ridderzaal genoemd) en begaf zich, in de zaal aangekomen, naar een deur links vooraan die toegang gaf tot de trap in de noordelijke toren. Via deze trap klom hij op naar de vertrekken die in de loop van vele eeuwen aan de noordzijde van de Grote Zaal waren aangebouwd. Wat zou hij er aantreffen? Want weliswaar had hij zich als lid van de Staten van Holland regelmatig op het Binnenhof opgehouden maar nimmer nog had hij een kijkje in deze lokaliteiten genomen. De eerste vertrekken die hij in ogen schouw nam waren de kamers van de inmiddels opgeheven leen- en registerka- mer van Holland. Deze boden een redelijk geordende aanblik, in tegenstelling tot de vertrekken van de ernaast gelegen voormalige grafelijke domein- en re kenkamer waarop een eeuwenlange verwaarlozing zijn stempel had gedrukt. In de 'beide vertrekken die gelijkvloers met de Leenkamer zijn, vond ik de stuk ken ganschelijk dooreen, en byzonder van de agterste kamer schier ondoor dringbaar door eiken kassen, kisten, manden, tafelen, laden, banken, stoe len, enz.,' zoals het in een door Van Wijn vervaardigd verslag luidt. De aanblik van deze chaotische opeenhoping van archivalia had aanvankelijk een ontmoe digende uitwerking op hem, maar na enige tijd rechtte hij zijn rug ('il reprit son courage') en wist hij zich tot het werk gereed.4 Tot dat moment waren de kamers aan de zorg van commiezen toevertrouwd 'welke geene andere taak kenden dan de stukken te laten zoo als ze hun waren overgedaan en ze voor de blikken der nieuwsgierigen af te sluiten.'5 Een probleem was evenwel dat noch van dit noch van enig ander archief het beheer aan de landsarchivaris was toegewezen. Wilde hij de zojuist aan schouwde archievendepots werkelijk inspecteren en de aldaar berustende archieven toegankelijk maken, dan was hij volledig afhankelijk van de mede werking van de eigenaren van die archieven. En ook de archieven van de Staten- Generaal kwamen niet onder zijn verantwoordelijkheid te vallen maar bleven onder het beheer van de Algemene Secretaris. De talloze archiefbestanddelen 304 305

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 2