wel nog geen sprake. De benutting van de depotruimte is nog verre van -..li- maal. Horizontaal en vertikaal verkeer vinden respectievelijk plaats over de rooster-galerijen en loopbruggen (over de vide) en via rechte steektrappen met eveneens a jour bewerkte gietijzeren treden (zie afb. 7, vgl. afb. 3; de overeen komst is frappant!). In de daarna verrezen archief- en bibliotheekgebouwen werd aan steeds meer van de 'ideaal-eisen', zoals hiervoor geschetst, voldaan. Bij de Universiteits bibliotheek in het Duitse Halle (1878), waarvan het depot en de dienstruimten in één bouwlichaam zijn ondergebracht, voldoet de kastopstelling van het vol gens het magazijnsysteem opgebouwde depot al praktisch aan het ideaal. In de gevels is echter nog een vertikale indeling aangehouden die de indeling van de achterliggende magazijnverdiepingen negeert. IJzeren roostervloeren zijn zoals dan gebruikelijk aanwezig, er zijn Klüfte en opstapijzers met bijbeho rende handgrepen. Door de houten kasten waarin de ijzeren draagstructuur is opgenomen en door de relatief grote glasvlakken is de brandveiligheid niet optimaal; het samengaan van dienstruimten en depot in één bouwlichaam draagt daartoe nog in negatieve zin bij. Ook de in 1875 gerealiseerde depot-uitbreiding van de Universiteitsbibliotheek te Leiden door (rijks-?)architect De Boer vertoont al een flink aantal moder nismen. Het betreft hier het zogenaamde Witte gebouw dat toen aan de noord zijde van de voormalige St.-Agneskapel aan het Rapenburg (nu nr. 70—74) verrees. Het boekenmagazijn omvat vier lagen en meet slechts 8x8 m. Het heeft een ijzeren draagstructuur, roostervloeren met Klüfte (de laatste gedicht met metaalgaas), opstapijzers en handgrepen aan de kasten. De kastopstelling is al tamelijk compact. De kasten zelf zijn nog grotendeels van hout, per ver dieping en per gang zijn er kleine vensters. In 1883 werd aan de oostzijde van het Witte gebouw een nagenoeg gelijk depot door dezelfde architect gereali seerd; tussen beide boekenmagazijnen kwamen per verdieping doorgangen. Het jongere gebouw onderscheidt zich slechts van het oudere door de neogoti sche gevelarchitectuur. Het staat bekend als het Groene gebouw. In oorsprong bezaten de beide gebouwen dubbele schilddaken, waarschijnlijk met daklich- ten; in later tijd zijn deze vervangen door platten. De St.-Agneskapel zelf heeft lange tijd als bibliotheek gefunctioneerd (sedert 1591; verbouwingen in 1822, 1862, 1875/83, 1917 en 1974). Daar het inpassingen in een bestaand gebouw betreft blijft de kapel hier buiten beschouwing. Het in 1885 gerealiseerde Staatsarchief te Münster toont heel duidelijk het prin cipe van scheiding tussen dienstgebouw en depot (zie afb. 2). Voorzover bin nen het bestek van deze rapportage kon worden nagegaan betreft het hier het vroegste voorbeeld van het kop-hals-romp-type. Vóór deze stelling pleit dat in de Duitse en Nederlandse vakliteratuur dit type wordt aangeduid als 'Münsters systeem'. Uit de periode na 1885 stammen diverse bibliotheek- en archiefgebouwen waaraan dit Münsters systeem ten grondslag is gelegd (on der andere de Deense Archieven te Kopenhagen, Viborg en Odense, het Staats archief te Düsseldorf, de kb te Stuttgart en natuurlijk het ara te Den Haag). 346 Zijn rond 1890 de belangrijkste uitgangspunten bij een ideaalaanleg van de boeken- of archiefmagazijnen geformuleerd, omtrent verschillende detail kwesties bestaat nog geen overeenstemming en deze zal ook nooit geheel tot stand komen. Ter illustratie daarvan de kwestie van de brandbaarheid van de schappen. Feitelijk is het natuurlijk een van weinig realiteitszin getuigende eis, te verlangen dat de schappen van onbrandbaar materiaal vervaardigd worden. Immers, voordat een houten schap door verbranding zijn draagkracht verliest zullen de erop geplaatste stukken al voor een belangrijk deel in vlammen zijn opgegaan. Het feit dat toch, in de periode van perfectionering (ca. 1890-1900), de wens naar brandvrije schappen uitging, past geheel in het beeld dat men van de zo op praktische wetenschap gerichte late 19e eeuw krijgt. Als brandvrij materiaal voor schappen vond plaatijzer (ter versteviging om gezet) het meest toepassing. De bestekken voor het ara geven plaatijzeren schappen aan; in de uitvoering werd daarvan afgeweken. Zeldzamer was de uitvoering in leisteen of in ongeslepen glas; deze materialen vonden wel toe passing in England en Amerika. Zo kreeg het Londense New Record Office (1892) een depot met leistenen schappen (met een dikte van ca. 20 mm en een overspanning van ca. één meter). Bekend is dat Van Lokhorst op een van zijn studiereizen het New Record Office bezocht. Het zal daaraan te danken zijn dat hij bij het ARA-depot tij dens de uitvoering besloot van stalen schappen af te zien en leiplaten toe te passen (van overigens zeer geringe dikte: 12 a 13 mm). Voor zover tot nu toe bekend, is het in Nederland bij dit, overigens niet geringe, voorbeeld van 'lei planken' gebleven (zie afb. 8). 4 Archief- en bibliotheekmagazijnen vóór en na het ara Het depot van het ara neemt in Nederland een bijzondere plaats in binnen het gebouw-type. Dat bijzondere schuilt veeleer in de volmaaktheid en combi natie van de toegepaste technieken dan in de technieken op zich. Aan de hand van een globaal en tevens nog uit te breiden overzicht van vergelijkbare ge bouwen in Nederland zal getracht worden dat unieke karakter in bouwkundi ge zin nader te beargumenteren. De eveneens reeds aangevoerde argumenten ter onderstreping van het historisch belang van het gebouw in andere dan bouw kundige zin blijven daarnaast van kracht (het belang voor de geschiedenis van het Nederlandse archiefwezen en het belang voor de kennis van het laat 19e- eeuwse bouwen, waartoe de omvangrijke documentatie in de vorm van de be waard gebleven oorspronkelijke tekeningen bijdraagt). Hieronder volgt het overzicht van min of meer vergelijkbare objecten. Aan passingen ten behoeve van depotgebruik van bestaande gebouwen zijn, op en kele uitzonderingen na, niet opgenomen; het gaat hier juist om compleet nieuw opgerichte gebouwen. De belangrijkste gegevens van de objecten zijn, voor zover bekend, vermeld. Slechts enkele van de gebouwen zijn min of meer gaaf bewaard gebleven; het merendeel is niet meer in oorspronkelijke staat of is geheel gesloopt. Enkele zullen binnenkort geamoveerd worden, enige andere maken een kans dat zelfde lot te ondergaan. De lijst geeft de gebouwen in chro nologische volgorde; het ARA-depot (1895-1900) is in de reeks opgenomen. 347

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 23