3 ARA-depot; een van de steektrappen (van
niveau 3 naar 4); strakke, uiterst functionele
vormgeving (vgl. afb. 8).
Foto E. J. Nusselder.
dat het depot op een eenvoudige manier was uit te breiden, liefst op het bestaan
de stramien. Ter illustratie van dit streven is een afbeelding opgenomen van
een centraal-aanleg met opmerkelijke uitbreidingsmogelijkheden (zie afb. 4).
Als geen ander van de binnen het kader van deze rapportage bestudeerde con
temporaine archief- en bibliotheekgebouwen voldoet het ARA-depot aan na
genoeg alle van de 'ideaal-eisen'. Al te grote verbazing hoeft dat overigens niet
te wekken. In de eerste plaats was de architect, de 'rijksbouwkundige voor de
gebouwen van Onderwijs etc.', bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Ja
cobus van Lokhorst, door zijn literatuurstudie, door zijn 'vingeroefeningen'
bij de bouw van enkele rijksarchiefgebouwen en door zijn speciaal voor het
doel ondernomen studiereizen, geheel en al op de hoogte van de jongste ont
wikkelingen op het gebied van de archiefbouw. Bovendien was deze, najaren-
lange discussie verwezenlijkte, specifieke behuizing voor het Algemeen Rijks
archief een prestigeproject voor de bouwheer, het Ministerie van Binnenlandse
Zaken. Aan de persoonlijke inzet van het invloedrijke hoofd van de afdeling
Kunsten en Wetenschappen van dat ministerie, jhr. mr. Y. E. L. de Stuers, is
de opleving te danken van de zorg voor de rijksarchivalia in Nederland. Hoog
tepunt hierin was de realisatie van het complex aan het Bleyenburg.
3
Evolutie van het gebouwtype
Tot in de 19e eeuw omvatte de meest gebruikelijke opzet van een archief- of
bibliotheekgebouw - zo dat al speciaal met die bestemming werd gebouwd -
naast enige kantoorruimten, één of enkele studiezalen met langs de wanden
hoge kasten waarvan de bovenste geledingen via verplaatsbare trappen of lad
ders, of via smalle, uitkragende galerijen, bereikbaar waren. Er was in het al
gemeen geen afzonderlijke berging van het bestand.
De ontwikkelingen op technisch gebied in de 19e eeuw hadden, met name
voor de bibliotheken, een tweetal ingrijpende gevolgen. In de eerste plaats nam
4 Ontwerp voor een uitbreidbare bibliotheek met
centrale aanleg. De uitbreidingen vinden
'slakkehuis-gewijs' plaats, naar American ar
chitect, 19 - 226. Zie noot 1.
door de vooruitgang in de druktechniek het aantal te bergen werken gestaag
toe, zodat er dringend behoefte ontstond aan meer en beter toegankelijke op
slagruimte. Ten tweede bood het smeed- en gietijzer, dat steeds meer ingebur
gerd raakte als volwaardig bouw- en constructiemateriaal, de mogelijkheid om
op een geheel nieuwe wijze aan de eisen voor een goed en veilig depot te kun
nen voldoen. Deze ontwikkelingen nu, liggen mede ten grondslag aan de hier
vóór geformuleerde 'ideaal-eisen' uit het laatste kwart van de eeuw. Aan de
hand van enkele schoolmakende Europese bibliotheek- en archiefgebouwen
wordt hieronder kort geschetst hoe dit ideaalbeeld in ongeveer een halve eeuw
zijn beslag kreeg.
In 1844 - '50 bouwde Henri Labrouste in Parijs de Bibliothèque Sainte Gene-
viève. Voor het eerst werd bij de bouw van een bibliotheek smeed- en gietijzer
op ruime schaal toegepast. De rompmuren van het gebouw zijn in steen uitge
voerd en staan in feite op zich; de draagconstructie van vloeren en kap wordt
gevormd door een samenstel van ijzeren kolommen, balken en uiterst slanke
gewelfribben. De functionele organisatie van het gebouw is in hoofdzaak nog
'ouderwets' (leeszaal op de verdieping met rondom hoge houten kasten); er
is echter al een afzonderlijke depotafdeling op begane-grondniveau.
De grote doorbraak op het gebied van de depot-bouw vond plaats toen in
1854- '57 onder architectuur van Robert en Sydney Smirke de uitbreiding van
de bibliotheek van het Brits Museum te Londen tot stand kwam op het recht
hoekige binnenterrein van het bestaande museumgebouw. Een belangrijk aan
deel in de planvorming en in de oplossing van detailkwesties had bibliotheca
ris Sir Anthony Panizzi. Het gebouw omvat een centrale, cirkelvormige leeszaal;
in de kwadranten van de rechthoekige aanleg zijn de afzonderlijke depots on
dergebracht. De dienstruimten zijn aan de zuidzijde tussen de depots gesitu
eerd (zie afb. 5). Afgezien van de stenen rompmuren is ijzer het voornaamste
constructiemateriaal. Bij de depots is voor het eerst het magazijnsysteem toe
gepast (verdiepingshoogte 2,44 m). Er zijn gietijzeren roostervloeren (de oor
sprong daarvan ligt vermoedelijk in machinekamers van grote stoomschepen).
342
343