14 Handschrift van J. A. de Zwaan (Tweede Afdeling, vervallen inventarissen, doos 1) 4-3 Vereist: een stil en behoorlijk gedrag Uit de tractementsregisters van het ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat gedurende het grootste deel van de hier behandelde periode de volgende salarissen werden uitbetaald. De archivaris De Jonge ontving 3 000,- en bo vendien nog 1 500,- ter bestrijding van de bureaukosten. J. A. de Zwaan, commies-chartermeester, kreeg jaarlijks 1 400,-. Wat Schröter en ene Nij- hoff toucheerden is niet bekend. Met ingang van 1 januari 1844 werd de ver goeding voor de bureaukosten verlaagd tot 1 000,- en kreeg De Zwaan een verhoging van ƒ400,-. In 1847 ontving De Jonge ook nog eens 325,- voor zijn werkzaamheden ten behoeve van het Penningenkabinet.86 Op 1 januari 1843 werd Jan Andries Blom benoemd tot klerk op het Rijks archief tegen een jaarvergoeding van 500,-. Uit zijn werkinstructie blijkt dat de werktijden van 9.30 - 15.00 uur waren, behalve op zon- en feestdagen, waaruit opgemaakt kan worden dat er dus ook op zaterdag werd gewerkt. Bovendien, en dat mag opmerkelijk heten, mocht hij zich niet zonder toestemming (van de rijksarchivaris?) buiten de stad begeven en werd van hem vereist dat hij 'zich stil en behoorlijk (zou) gedragen.In 1846 verzocht Blom tevergeefs om adjunct commies en 'vast' ambtenaar te mogen worden. Later, in 1852, werd Blom wel adjunct-commies en kreeg hij een loonsverhoging van 200,-.87 Conciërge en bediende was nog steeds D. Feijlbrief en Hendrik Defoer fungeerde als bode en portier. 4-4 Een onmisbaar register Zo'n zes-en-veertig jaar diende hij het Rijksarchief met zijn beste krachten. Maar hij was en bleef in het gunstigste geval de tweede man. Want 'hij is niet meer dan een ijverige commis' en 'hem ontbrak eene wetenschappelijke oplei ding en de inlichtingen, van hem te verkrijgen, waren in wetenschappelijke za ken niet altijd voldoende.'88 Bovendien sprak de man geen woord Latijn en schreef hij thuis geen wetenschappelijke werken, dus voldoende reden om aan zijn verscheiden op 28 januari 1862 geen herinneringen of een ter gedachtenis van te wijden. Johannes Andries de Zwaan, zoon van Christoffel de Zwaan en Maria Ca- 326 tharina Kicherer, werd in 1799 of 1800 geboren, vermoedelijk in Den Haag. In 1824, als hij 25 jaar oud is, huwt hij met de 19-jarige Henderina Johanna Holsteyn. Opvallend is dat De Zwaan zich toen nog, terwijl hij dan toch al acht jaar in dienst was van het Rijksarchief, koopman noemde. In 1828, bij de geboorte van zijn zoon Johannes Andries, die in september alweer zou over lijden, heette hij 'geemployeerde'. Pas toen hij commies-chartermeester was durfde hij zich ambtenaar te noemen.07 Behalve zijn chefs en collega's, die niet moe werden zijn ijver te prijzen, had den ook bezoekers met De Zwaan te maken. Ene Fahne, een Duits onderzoe ker, roemt de Hülfe van Herr de Zwaandie daarvoor von seinen Gouverne ment die belobendste Anerkennung und Auszeichnung gefunden zou hebben.90 Uitvoeriger nog is de Tilburgse predikant G. D. J. Schotel, die schrijft: De Zwaan, even onmisbaar als het Archief zelve, wijl hij het nauwkeurigst re gister is op al wat in die veertien zalen gevonden wordt; een man, wiens kunde en vlijt, onuitputtelijke liefde en zucht tot zijn vak, gepaard met taai geduld en doeltreffend overleg niet genoeg geprezen kunnen worden, wiens hulpvaar digheid, inschikkelijkheid en voorkomendheden, allen die in het Archief ar beidden, ondervonden en geroemd hebben, en die de hulde, hem niet alleen door zijne chefs maar zelfs door Rusland en de Nederlanden, die zyne borst met het ridderlint versierden, toegebragt, in waarheid verdient.91 Een identieke beschrijving stond in de Leeuwarder Courant van 2 december 1845. De Zwaans liefde ging zover dat hij op eigen kosten een lokaal had doen timmeren op het Binnenhof en ook een aantal bureaus voor eigen rekening had doen plaatsen.92 Bij de verhuizing van de archieven van Binnenhof naar Plein betuigde ook de minister van Binnenlandse Zaken zijn bewondering voor de inzet van De Zwaan (en voor die, het zij gezegd, van Blom).93 Ook uit een briefwisseling tussen De Zwaan en Groen van Prinsterer blijkt de waardering die deze 'wetenschappelijke' onderzoeker voor De Zwaan koesterde.94 Illustratief tevens voor de lof die De Zwaan door onderzoekers toegezwaaid kreeg was het dankwoord dat mr. C. M. van der Kemp in zijn boek Maurits van Nassau, prins van Oranje aan hem wijdde. De Jonge las dit ook en kon niet nalaten kregelig in de kantlijn op te merken: 'Waarom mij niet? Ik gaf hem den toegang en gaf dien ruim.'95 Ook nu nog zijn bij onderzoek naar de herkomst, plaatsing, bewerking en inventarisatie van archieven de voorlopige inventarissen en de vele, met pot lood aangebracht aanwijzingen van De Zwaan een grote hulp bij de reconstructie van archiefgeschiedenis. OQ 327

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 13