Bespreking van inventarissen
J. J. M. bos en n. j. p. van der lof, Inventaris van het archief van prof. dr. Jan
te Winkel (1847-1927), Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage, 1984.
Op 11 januari werd in de Koninklijke Bibliotheek een tentoonstelling geopend
van archiefstukken van prof. dr. Jan te Winkel (1847 - 1929), een van de be
langrijkste neerlandici van zijn tijd. Zijn magnum opus, De ontwikkelings
gang van de Nederlandsche letterkunde (2e druk, 1922-1927), is nog steeds
een standaardwerk voor literatuurhistorici, mede door de rijkdom aan feiten
materiaal, dat hij zijn levenlang methodisch verzamelde. Zijn archief heeft
vooral betekenis door de discussies die hij met zijn tijdgenoten voerde over de
historische context waarin taal- en letterkundige teksten benaderd moesten
worden en door het onderzoek dat hij verrichtte om zijn standpunt te schra
gen. Verder was hij een minor author, een dichter en prozaïst in de maak van
'vóór '80'. Er is dus alle reden om zijn ruim twaalfduizend ingekomen brie
ven, zijn correspondentieregister, dagboeken en ruim vierhonderd manu
scripten als een schatkamer te beschouwen, waarvan de ontsluiting al te lang
op zich heeft laten wachten.
En dit lijkt nog maar een begin! Niet alleen in de Koninklijke Bibliotheek,
maar ook in de universiteitsbibliotheken, de musea en de her en der verspreide
documentatieverzamelingen begint het besef door te dringen dat archieven als
organische gehelen, als eenheden ontsloten dienen te worden en verricht men
pogingen om met de modernste middelen het materiaal te ordenen en voor de
onderzoeker toegankelijk te maken. Er is overleg gaande over de blijvende be
waring en ontsluiting van archieven van vooraanstaande beoefenaars der
exacte wetenschappen. Het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouw
kunst gaat ervan uit, dat het oeuvre van de bouwmeesters, waarvan het de
tastbare gedenktekens bewaart, niet compleet is zonder hun archief, en pro
beert dit dus als eenheden te conserveren. Het gevolg is dat er soms ook door
niet-archivarissen wordt geëxperimenteerd met het ordenen en beschrijven
van archieven, vooral van belangrijke persoonlijkheden. De inventaris van
Jan te Winkel is daarvan een van de eerste voorbeelden en tevens een van de
verdienstelijkste. Het tijdschrift Documentaal, informatie- en communicatie
bulletin voor Neerlandici benadrukte in zijn recensie reeds dat het archief in
zijn geheel toegankelijk is gemaakt: alles wat beschreven moest worden, is be
schreven, en men spreekt zelfs van 'een voorbeeldige inventaris'.1
Zover zou ik niet willen gaan, want zoals we zullen zien, is het werk voor
verbetering vatbaar. Maar al is de volmaaktheid niet bereikt - elk begin is een
leerproces -op enkele details krijgen ook de archivisten een lesje. Laten we
het dus bespreken.
286
Prof. dr. Jan te Winkel (1847-1929)
Het archief is ingedeeld volgens formele kriteria: briefwisseling, manuscrip
ten en 'stukken', dat wil zeggen bescheiden die niet onder de vorige rubrieken
onder te brengen waren. De stukken zijn onderverdeeld in stukken betreffen
de het persoonlijk leven en stukken betreffende het openbaar leven. De apart
gehouden brieven zijn echter ook nog ingedeeld, maar anders: in 'catego
rieën'. Eerst zijn zij geordend op afzender, maar de afzender wordt op zijn
beurt verondersteld een relatie met de archiefvormer te hebben. De aard van
SP