Bespreking van boeken
P. J. horsman, Th. J. poelstra en j.p.siGMOND, Schriftspiegel. Nederlandse
paleografische teksten van de 13de tot de 18de eeuw. Uitgeverij Terra, Zut-
phen z.j. (1984), 39 en 257 blz.
Een nieuwe paleografische atlas heeft zich gepresenteerd, een atlas met Ne
derlandse teksten uit de dertiende tot de achttiende eeuw. Voor degenen, die
kennis van het oude schrift zouden willen uitdragen, en voor hen, die zich de
ze eigen zouden willen maken, een gebeurtenis van belang. Het is immers nog
niet zolang geleden, dat aan de aankomende student van het oude schrift voor
wat ons land betreft alleen de atlassen van Brugmans-Oppermann en van
Brouwer ter beschikking stonden. Nu moeilijk vindbare curiosa, die naast
Van der Gouws befaamde Oud Schrift in Nederland en de hier besproken
nieuwe uitgave overjarig aandoen.
Een boeiende en fraaie uitgave is deze nieuweling geworden, een uitgave,
waaraan direct het goede gebruik van moderne reproductietechnieken opvalt.
Dat heeft geleid tot uitstekende reproducties van geschreven stukken, die wor
den geflankeerd door in plezierige lettervormen gezette transscripties. Naar
omvang en inhoud herinnert deze atlas aan Van der Gouws genoemde pio
nierswerk, een omstandigheid, die onmiddellijk de vraag doet rijzen hoe beide
uitgaven zich tot elkaar verhouden. Moeten wij de Schriftspiegel zien als con
current van Oud Schrift of als een produktie, waaraan een eigen plaats naast
de oudere uitgave is toegedacht?
Dat de Schriftspiegel gedacht is als staande naast Van der Gouws werkstuk
kan opgemaakt worden uit de 'Verantwoording', die de auteurs aan hun uit
eenzettingen vooraf laten gaan. En dat het daar gestelde geen frases zijn blijkt
bij zorgvuldige vergelijking van beide werken. Van der Gouw noemt zijn uit
gave 'een leerboek voor de student', in eerste instantie dus voor diegene, die
een vakopleiding aan de Rijksarchiefschool, een universiteit of andere instel
ling volgt. Uit de inleidende hoofdstukken en de teksten zelf komt zijn opzet
naar voren de aankomende wetenschapper inzicht te verschaffen in de ge
schiedenis van het schrift vanaf de Romeinse tijd en hem tevens op weg te hel
pen bij het (leren) lezen van alle in Nederland gangbare schrifttypen. Deze at
las bevat daarom naast Nederlandstalige ook een groot aantal Latijnstalige en
enkele Franstalige teksten.
Horsman en zijn medeauteurs daarentegen stellen een leerboek met paleo-
grafisch oefenmateriaal te willen bieden aan de 'archiefbezoeker', die zichzelf
wil oefenen in het lezen van oud schrift. Daarbij gaan zij uit van het ervarings
feit, dat 'de aandacht van het merendeel van de huidige archiefbezoekers zich
richt op de geschiedenis van na de middeleeuwen' en tevens de omstandig-
276
heid, dat de meeste van deze bezoekers geen Latijn meer kennen. Dat heeft
hun doen afzien van het opnemen van in het Latijn gestelde stukken. Wie
daarover toch meer wil weten wordt uitdrukkelijk naar Oud Schrift verwezen.
Ook Franstalige teksten komen in hun atlas niet voor. Deze beperkt zich in
derdaad uitsluitend tot teksten in de volkstaal.
Het verschil in aangegeven doelgroepen heeft vanzelfsprekend ook gevol
gen voor de aandacht, die de beide atlassen aan de verschillende tijdvakken
besteden. De Schriftspiegel bevat 127 teksten, waarvan er 1 dateert uit de 18e
eeuw, 56 uit de 17e eeuw, 38 uit de 16e en 32 uit de drie daaraan voorafgaande
eeuwen. In Oud Schrift luiden die cijfers op een totaal van 94 'Nederlands'-
talige teksten respectievelijk 1,17, 34 en 42. Daar komen in deze atlas dan nog
46 Latijns-talige teksten bij, waarvan er 40 van vóór 1500 dateren, en 7 Frans
talige, waarvan 6 uit de 16e eeuw. Beide atlassen besteden dus proportioneel
evenveel aandacht aan de 16e eeuw, maar voor het overige ligt in de
Schriftspiegel het accent in hoge mate op de jaren na 1600, in Oud Schrift op
die vóór 1500.
Duidelijk blijkt uit het voorafgaande, dat deze beide atlassen ieder een ei
gen karakter en waarde hebben.
Eigenlijk verrast het gezien de genoemde doelgroep in de Schriftspiegel nog
32 teksten tegen te komen, die dateren van vóór 1500. Inde Verantwoording
wordt gesteld, dat in de atlas 'uiteraard een redelijk aantal middeleeuwse
teksten (is) opgenomen', omdat zij 'onontbeerlijk zijn voor (het geven van
een beeld van) de schriftontwikkeling'. Naar mijn gevoel komt hier een
doelstelling naar voren, waarvan de gevolgen niet helemaal doordacht zijn en
waaraan de auteurs in verband met de beperking van de atlas tot teksten in de
volkstaal niet voldoende recht hebben kunnen doen wedervaren. Het geven
van een goed beeld van de schriftontwikkeling is mijns inziens niet goed mo
gelijk zonder terug te grijpen op door de Romeinen gebruikte lettertypen, de
Karolingische minuskel en de ontwikkeling daarvan in de 12e- 13e eeuw. Als
er enkele teksten van vóór 1500 waren weggelaten zou er ruimte zijn ontstaan
om in de inleiding een beperkt aantal voorbeelden op te nemen van teksten,
die dergelijke lettertypen bevatten. Daarop had dan weer teruggegrepen kun
nen worden in het nu zeer kort gehouden overzicht van 'Lettervormen', dat
de wijze van schrijven van de individuele letters uit de 13e- 18e eeuw behan
delt. Daaraan kan worden toegevoegd, dat als men slechts een beeld had wil
len geven van de lettertypen uit de late middeleeuwen, waaraan de na 1500
voorkomende typen werden ontleend, men naar mijn gevoel met een veel ge
ringer aantal teksten had kunnen volstaan. Zoals de zaken nu liggen lijkt het
er eerder op, dat de bedoeling is geweest de gebruiker van de atlas kennis te
laten maken met alle lettertypen, die voor het schrijven in de volkstaal werden
gebruikt, inclusief de middeleeuwse.
Tot de eisen, die in de eerste plaats aan een paleografische atlas gesteld
moeten worden, behoren voldoende spreiding van de opgenomen teksten over
het behandelde tijdvak en betrokken territoir, voldoende representatie van de
daar voorkomende lettertypen, voldoende variatie in makkelijk en moeilijk
leesbare stukken en voldoende kwaliteit van de reproducties. Aan deze eisen
voldoet de Schriftspiegel ruimschoots. Ook de teksten van vóór 1500 zijn re
presentatiever dan men gezien hun betrekkelijk geringe aantal zou hebben
277