de gebruikers, voornamelijk gekozen uit universitaire en journalistieke krin
gen, die zich met de contemporaine geschiedenis bezig houden, lag dit percen
tage, ook na het verzenden van rappèlbrieven, aanzienlijk lager, te weten 11
van de 33 aangeschrevenen (33%). Het heeft de commissie teleurgesteld, dat
uit de kring van gebruikers, van wie kon worden vermoed dat zij moeilijkhe
den hadden ondervonden bij de raadpleging van niet-openbare archieven,
weinig reacties zijn gekomen.
Twee journalisten en één universitaire medewerker hebben van de hun ge
boden gelegenheid gebruik gemaakt persoonlijk hun standpunten mondeling
aan de commissie uiteen te zetten.
Noch de beheerders, noch de gebruikers brachten ernstige bezwaren naar
voren. Slechts in enkele gevallen was inzage van stukken geweigerd. Van be
roepsmogelijkheden was vrijwel geen gebruik gemaakt. Als lastig hadden
sommigen ondervonden het gebrek aan eenheid van de regelingen bij verschil
lende archiefdiensten en ministeries, de problemen bij het definiëren van het
begrip wetenschappelijk onderzoek' en de soms lange wachttijd tussen de
aanvraag en het verkrijgen van toestemming. Ook kwam de wens naar voren
de termijn van niet-openbaarheid te verkorten van 50 tot 30 of 25 jaar.
Indien de gebruikers op problemen stuitten, traden die op bij de raadple
ging van archieven van sommige departementen. Enige onderzoekers dringen
dan ook aan op versnelde overbrenging van de archieven.
3
Regels die de openbaarheid bespreken
Volgens artikel 7 van de Archiefwet 1962 zijn de archiefbescheiden, welke in
de archiefbewaarplaatsen berusten, openbaar, behoudens de beperkingen,
die bij hun overbrenging of hun opneming, als het particuliere archieven be
treft, zijn gesteld. Ditzelfde artikel bepaalt dat bij algemene maatregel van
bestuur regelen worden vastgesteld omtrent de wijze waarop bovendien de
openbaarheid kan worden beperkt, wanneer het algemeen belang dit dringend
vereist. Zulks is gebeurd in artikel 21 van het Archiefbesluit 1968. Wanneer
het algemeen belang dit dringend vereist, is degene, aan wie de beheerder van
een archiefbewaarplaats onmiddellijk ondergeschikt is, bevoegd, na advies
van de beheerder, de openbaarheid van in die archiefbewaarplaats berustende
archiefbescheiden te beperken.
Tenzij de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur anders beslist,
mogen de beperkingen geen betrekking hebben op archiefbescheiden welke
ouder zijn dan honderd jaar.
In haar rapport Verkorting van de overbrengingstermijn van archiefbe
scheiden, dat op 4 maart 1974 werd uitgebracht, kwam Commissie vm van de
archiefraad tot de conclusie, dat de in de archiefwetgeving geopende moge
lijkheid om beperkingen aan de openbaarheid van overgebrachte archiefbe
scheiden te stellen, te algemeen geformuleerd is. Het onderzoek van de com
missie heeft uitgewezen dat op vele en verschillende wijzen dergelijke
beperkingen werden gesteld. De commissie pleitte dan ook voor een herbezin
ning op de reeds bij of na de overbrenging gestelde, de openbaarheid beper
kende bepalingen. Zij gaf de voorkeur aan een uniform en doorzichtig stelsel
216
van dergelijke bepalingen, waaraan het handelen van alle betrokkenen ge
toetst kan worden en dat rekening houdt met de uiteenlopende en soms onder
ling tegenstrijdige belangen van hen, die de archiefbescheiden vormen, die de
ze beheren en die deze raadplegen. Tenslotte meende Commissie vin dat
gegevens omtrent de overbrenging onder beperkende bepalingen periodiek
moeten worden gepubliceerd.
De Commissie Regeling Openbaarheid Archieven is van mening dat het
nuttig is als ook in de Leidraad bij de lessen in het ordenen en beschrijven van
archieven aandacht wordt besteed aan mogelijke beperkingen van de open
baarheid van de te inventariseren archieven en opneming van beperkende be
palingen in de inventarissen.
4
Conclusies
4-1 Overheidsarchieven
De commissie is van oordeel dat verkorting van de overbrengingstermijn van
vijftig naar vijfentwintig jaar moet worden bevorderd, mits aan de eisen van
goede en geordende staat van het archief wordt voldaan. Tevens dient het ar
chief te zijn ontdaan van stukken die na uiterlijk vijfentwintig jaar vernietigd
kunnen worden. Het grootste gedeelte van het archief kan dan dadelijk open
baar worden; voor de stukken die de persoonlijke levenssfeer betreffen of de
belangen van het overheidsorgaan zouden kunnen schaden kunnen bij de
overbrenging beperkende bepalingen met een aflopend karakter gesteld wor
den.
De commissie adviseert om gegevens over overgebrachte archieven van gro
te omvang of over archieven die vermoedelijk voor vele onderzoekers van
groot belang zijn in historische tijdschriften te publiceren.
De beperkende bepalingen moeten altijd in de inventaris van het betreffen
de archief worden vermeld. Inderdaad heeft de wetgever de bevoegdheid van
de overheidsorganen om bij de overbrenging de openbaarheid te regelen, niet
ingeperkt. De in artikel 21 van het Archiefbesluit genoemde termijn van hon
derd jaar geldt alleen voor beperkingen, gesteld ten aanzien van reeds overge
brachte archiefbescheiden. Bij de overbrenging of opneming mag iedere ter
mijn gesteld worden. Het behoort tot de taak van de (toekomstige)
archiefbeheerder erop toe te zien, dat hiervan geen onredelijk gebruik ge
maakt wordt en de archiefbewaarplaatsen niet gevuld raken met bescheiden,
die voor generaties onderzoekers gesloten moeten blijven.
Onder de Archiefwet 1918 gold ten aanzien van in een archiefbewaarplaats
berustende bescheiden van de hoge colleges van staat en andere rijksorganen
dat de gestelde beperkingen ten aanzien van de openbaarheid vervielen zodra
de archieven vijftig jaar oud geworden zouden zijn. Deze nuttige bepaling is
vervallen bij de inwerkingtreding van de Archiefwet 1962. Dr. F. C. J. Kete
laar heeft er voor gepleit een dergelijk automatisch vervallen van beperkingen
van openbaarheid van overheidsarchieven bij een herziening van de Archief
wet weer in te voeren. De commissie wil zich hiermee verenigen en is van me
ning dat beperkende bepalingen altijd een aflopend karakter moeten hebben.
217