Heerlen, Nijmegen, Leiden en Maastricht en de streekarchivaris van Zuid- Oost-Brabant. Aan de hand van de door hen zowel schriftelijk als mondeling verstrekte gegevens maakte de commissie een overzicht van de situatie bij vijf representatief te noemen gemeenten, te weten 's-Hertogenbosch, Tilburg, Gorinchem, Leiden en Delft. Met uitzondering van Gorinchem blijken de ar chiefdiensten van de gemeenten na reorganisatie ondergebracht te zijn in gro tere diensten of sektoren. Het rechtstreekse ambtelijk contact van de gemeen tearchivaris met het college van B en w blijkt bij sommige gemeenten impliciet ('s-Hertogenbosch, Leiden), bij andere expliciet (Tilburg) gewaar borgd te zijn. In Delft beraadt men zich nog over de vorm waarin dit rechts- reekse contact moet plaatsvinden. De relatie tussen sektor- of diensthoofd en gemeentearchivaris is in de meeste gevallen onduidelijk. De gemeentelijke archiefdienst van Gorinchem is na reorganisatie een stafafdeling geworden met een vrij onafhankelijke po sitie. De lijn naar het college van b en w bleef hier rechtstreeks. Na verkregen goedkeuring van betrokkenen heeft de commissie deze infor matie met een toelichting op de vraagstelling op 26 juni 1984 doorgestuurd naar prof. Hennekens (zie bijlage 1). Deze antwoordde in een uitvoerig advies op 8 augustus 1984 (zie bijlage 2). De strekking van zijn betoog is de volgende. De plaats van de gemeentearchivaris binnen de gemeentelijke organisatie is een zaak van de gemeenteraad. Bij de plaatsbepaling dient men ervoor te zor gen, dat de gemeentearchivaris zijn wettelijke taak naar zijn specifieke kennis en kunde kan uitoefenen zonder dat een andere gemeentelijke functionaris hem daarin opdrachten, aanwijzingen, richtlijnen kan geven. De gemeentear chivaris werkt onder de bevelen van het college van B en w. Dit houdt in, dat hij zijn opvattingen en adviezen over zijn werkzaamheden ongeschonden op het door hem nodig geachte tijdstip aan het college van B en w ter kennis moet kunnen brengen en omgekeerd B en w aan hem. Wanneer de plaats van de gemeentearchivaris in de gemeentelijke organisatie deze uitgangspunten niet frustreert is volgens Hennekens voldaan aan het bepaalde in de Archief wet. Kortheidshalve gesteld meent Hennekens, dat de Archiefwet slechts iets zegt over de wijze waarop de gemeentearchivaris moet kunnen functioneren, niet over zijn organisatorische plaats in het geheel. De commissie kan zich geheel verenigen met de heldere notitie van prof. Hennekens en wil derhalve de volgende aanbevelingen doen: Indien in een gemeente het ambtelijk apparaat wordt gereorganiseerd dienen voor wat de plaats van de gemeentearchivaris betreft twee punten in acht ge nomen te worden: 1 De gemeentearchivaris moet zijn wettelijke taak (beheer van de gemeentelijke archiefbewaarplaats en de daarin berustende archieven en toezicht op het be heer van de niet-overgedragen archieven) naar zijn specifieke kennis en kunde kunnen uitoefenen, zonder dat een andere gemeentelijke funtionaris hem daarin opdrachten, aanwijzingen of richtlijnen kan geven. 2 De gemeentearchivaris werkt onder de bevelen van het college van b en w. Adviezen en opvattingen over zijn wettelijk voorgeschreven werkzaamheden moet hij ongeschonden op het door hem nodig geacht tijdstip aan het college van b en w ter kennis kunnen brengen en omgekeerd het college van b en w aan hem. De commissie vestigt er de aandacht op, dat beide punten niet alleen door re organisaties in de verdrukking kunnen komen. Ook in bestaande organisaties kunnen situaties zijn gegroeid, die in strijd zijn met deze punten. De commis sie adviseert derhalve om de bestaande gemeentelijke archiefverordeningen, functiebeschrijvingen en instructies, indien nodig, op beide punten aan te pas sen. Tenslotte wil de commissie stellen, dat beide bovengenoemde punten het mi nimum vormen van de eisen die aan de zelfstandigheid van de gemeentearchi varis in de gemeentelijke organisatie worden gesteld. De raad van iedere ge meente staat het vrij om deze zelfstandigheid nog meer gestalte te geven, bijvoorbeeld door het creëren van zelfstandige archiefdiensten, die werkzaam zijn onder de directe verantwoordelijkheid van het college van b en w. Bijlage 1 Notitie van de commissie ten behoeve van prof. mr. H. Ph. J. A. M. Hennekens In verscheidene gemeenten in ons land wordt de organisatie van het ambtelijk apparaat ter discussie gesteld. Het traditionele model, bestaande uit een secre tarie met afdelingen en verschillende takken van dienst, schijnt daar niet ge heel meer te voldoen aan de eisen die aan een efficiënt bestuursapparaat kun nen worden gesteld. Aangedrongen wordt in die gemeenten op een integratie van beleid en uitvoering, elementen die nu teveel verdeeld zijn tussen de secre tarie en de takken van dienst. In het traditionele model heeft de gemeentearchivaris met zijn medewerkers een bijzondere plaats. Op grond van het bepaalde in artikel 25 lid 2 van de Ar chiefwet 1962, alsmede op grond van de wetshistorische interpretatie van de zelfde wet wordt aangenomen, dat in de gemeentelijke organisatie de gemeen tearchivaris niet onder maar naast de gemeentesecretaris staat.1 Om aan deze positie recht te doen zijn in de gemeenten met een gemeentearchivaris archief diensten gevormd naar analogie van de takken van dienst ex artikel 252 Ge meentewet. In de meeste gevallen zijn de archiefdiensten niet als zodanig door de raad aangewezen. Wel is in een groot aantal gemeenten het bestaan van een afzonderlijke archiefdienst geregeld door een door de raad daarvoor vast gestelde verordening. Dit brengt met zich mee, dat de begroting en rekening van een dergelijke archiefdienst als een afzonderlijk hoofdstuk te vinden is in de Algemene Dienst. Bovendien bestaat er op het gebied van advisering en rapportage een rechtstreekse lijn naar het college van b en w. Evenals de di recteuren van de takken van dienst wordt de gemeentearchivaris benoemd door de raad. Anders dan bij de benoeming van de overige directeuren het ge val is, heeft de benoeming van de gemeentearchivaris door de raad een wette lijke basis. Zij is geregeld in artikel 25 van de Archiefwet 1962, terwijl de raad de benoeming van de overige directeuren zichzelf heeft voorbehouden. In dit opzicht is de positie van de gemeentearchivaris sterker. Nu in verscheidene gemeenten het traditionele organisatiemodel ter discus sie staat doen zich ten aanzien van de positie van de gemeentearchivaris pro blemen voor. In de nieuwe organisatiemodellen worden de afdelingen ter se cretarie en de takken van dienst georganiseerd en samengevoegd tot nieuwe 239 238

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 13