3
Het Provinciaal Bestuur
Voor de getrapte verkiezing van het Provinciaal Bestuur volgde men dezelfde
procedure als voor die van de Nationale Vergadering. Holland werd evenredig
verdeeld in 55 hoofddistricten, met elk ongeveer 15.000 inwoners. Deze waren
gesplitst in dertig eenheden van circa 500 personen. De stemgerechtigden on
der hen vormden de grondvergaderingen die op 16 februari 1796 ieder een
kiesman met plaatsvervanger aanwezen. De dertig kiesmannen verkozen de
volgende dag de afgevaardigde en plaatsvervanger voor hun ressort. Op 2
maart 1796 kwamen aldus 55 vertegenwoordigers van het Hollandse volk als
Provinciaal Bestuur bijeen in de oude vergaderzaal van de Staten van Holland
en West-Friesland en van de aftredende Provisionele Representanten.
De eerste voorzitter, F. van Leyden, maakte direct al het belang en de be
perktheid van de samenkomst duidelijk: Wy zyn geen Staten van Holland en
Westvriesland, wy zyn geen provisioneele Representanten van het Volk van
Holland. Wy zyn Leden van het Provinciaal Bestuur, benoemd, om de huis-
houdelyke belangen dezer Provincie waartenemen en onze magt gaat niet ver
der Dan de taak ons opgelegd is zwaar genoeg}1
Dat deze uitspraak hem en de vergadering ernst was en zij de bevoegdheden
van de Nationale Vergadering niet ter discussie stelden, blijkt ten volle uit een
van de eerste besluiten: daar het Provinciaal Bestuur zich toch niet met bui
tenlandse zaken bemoeien mocht, kregen alle vreemde gezanten het bericht
om voortaan geen afschriften meer van hun correspondentie toe te zenden!12
Een en ander neemt niet weg, dat het Provinciaal Bestuur, wat betreft het
eigen gewestelijke gezag, uitstekend de grenzen kende der rechten van de Na
tionale Vergadering.13
Het Provinciaal Bestuur werd elk kwartaal bijeengeroepen, ten einde in be
ginsel gedurende een drietal weken te vergaderen. Op de eerste dinsdag van de
maanden maart, juni, september en december zouden de zittingsperioden
aanvangen. In verband met het voortbestaan van de Comités van Algemeen
Welzijn, van Algemene Waakzaamheid, van Militaire Zaken, van Financiën
en van Koophandel en Zeevaart der Provisionele Representanten tot en met
31 maart 1796 duurde de eerste vergadering langer dan drie weken. Trouwens,
later kwam dit nog meer dan eens voor; bovendien werden bij tijd en wijle tus
sendoor buitengewone samenkomsten gehouden. Iedere gewone vergaderpe
riode stond onder leiding van een nieuwe voorzitter, gekozen op de laatste dag
van de voorafgaande kwartaalzitting. Deze keuze gold eveneens voor eventu
ele buitengewone bijeenkomsten. Tijdens zijn voorzitterschap trad de gekoze
ne tevens als grootzegelbewaarder op. Het Provinciaal Bestuur beschikte over
een vaste ambtelijke secretaris, C. Scheffer, één van de oud-secretarissen van
de Provisionele Representanten.14
Een gedetailleerd reglement van orde bepaalde de gang van zaken voor de
plenaire sessies, en wel ten aanzien van de uitschrijving, opening en sluiting,
de werkwijze en volgorde bij de behandeling van en beslissing over kwesties.'
Aan deze regels werd stipt de hand gehouden, zelfs voor hun definitieve
vaststelling op 17 juni 1796.15 Het in hoofdzaak niet meer gewijzigde concept
184
dateerde overigens al van 2 april 1796.16 Nadien veranderde men nog enkele
malen het reglement op ondergeschikte punten. De leden kenden bij het be
raadslagen en stemmen formeel geen binding met hun hoofddistrict; alleen
hun eigen verantwoordelijkheid en inzicht telden. Normaliter volstond het te
beslissen met een relatieve meerderheid; in belangrijke gevallen diende echter
de absolute meerderheid vóór te zijn, tenzij de kwestie geen uitstel duldde en
het quorum desondanks niet aanwezig was.17
Behalve van een uitvoerend orgaan, bediende het Provinciaal Bestuur zich
van commissies, geheel of ten dele bestaande uit eigen leden. Deze commissies
kregen nauw omschreven opdrachten tot onderzoek van concrete punten; na
de uitvoering hiervan adviseerden ze de voltallige vergadering tot het nemen
van zekere besluiten, gewoonlijk met bevestigend resultaat. Kenden de meeste
commissies slechts een kortstondig bestaan, sommige toonden zich van meer
dan voorbijgaande aard. Men denke in dit verband aan de tweede Commissie
tot Onderzoek naar het Politieke en Financiële gedrag der leden en ambtena
ren van de oude regering en aan de Commissie van Superintendentie over het
Onderzoek naar het in cultuur brengen der Duinen. De eerstgenoemde com
missie bestond uit zes leden, was ingesteld door de Provisionele Representan
ten ter vervanging van een eerdere soortgelijke commissie en fungeerde van 21
januari tot 28 juni 1796.18 De laatstgenoemde commissie telde eveneens zes
leden en was in functie sedert 27 september 1796.19
Op 16 februari 1797 wensten de grondvergaderingen het Provinciaal
Bestuur van een andere personele bezetting te voorzien, wat geschiedde op 2
en 3 maart, op basis van verkiezingen gehouden op de bovenbeschreven wijze.
Dit tweede Provinciaal Bestuur kwam op 21 maart 1797 bijeen en beschikte
over dezelfde bevoegdheden en had dezelfde secretaris. De leden bleken over
het algemeen minder conservatief dan hun voorgangers, hoewel het voorstel
van 22 maart tot het aanbrengen van publieke tribunes in de vergaderzaal het
niet haalde.20 De openbaarheid der zittingen bleef beperkt tot de toelating
van twee dagbladschrijvers, die het Provinciaal Comité op 5 mei 1797 mocht
aanstellen. Zij volgden voortaan de niet-geheime discussies binnen het Pro
vinciaal Bestuur en gaven de tekst ervan integraal uit.21 Zijn resoluties ver
schenen reeds vanaf het begin in druk.
Het Provinciaal Bestuur besloot op 6 januari 1798 opnieuw verkiezingen uit
te schrijven, voor 16 februari daaropvolgend; vanaf 2 maart 1798 zou het der
de Provinciaal Bestuur dan gaan functioneren. De radicaal-unitarische staats
greep van 22 januari 1798 verijdelde evenwel dit plan. De eerste Nationale
Vergadering en later de tweede hadden zich steeds onmachtig getoond tot het
ontwerpen van een grondwet naar de zin van de unitarissen. Vandaar deze ge
welddadige ingreep. Het Hollandse gewestelijke bestuur was altijd trouw ge
bleven aan de Bataafse eenheidsgedachte. Bij het aflopen der zittingsperiode
van 5 december 1797 tot 20 januari 1798 scheidde de toenmalige voorzitter,
A. Loosjes Pzn., de vergadering met dezen hamerslag, welke ik vuurig hope,
dat eerlang gevolgd mag worden door eenen, die het Foederalisme verplet
tert.12 Het bleken profetische woorden! Of bevond hij zich mede in het om
vangrijke gezelschap van ingewijden, dat wist wat er stond te gebeuren?23
Na het slagen van de coup d'état verdween meteen alle interne provinciale
zelfstandigheid. De uitvoerders vernietigden direct het reglement voor de Na-
185