de catalogus vermelde werken. Ook langs de werkvertrekken. En dat alles met een jaarbegroting van 1.400.000. Dat wil zeggen ongeveer 15 gulden per inwoner. Badinerend, of als u wilt sarcastisch, zou je kunnen zeggen dat 's-Hertogen- bosch er in 1841 vroeg bij wastoen het als tweede stad in Nederland een gemeen tearchivaris aanstelde. Maar kennelijk wilde het bewijzen dat de eersten de laatsten zijn, want 's-Hertogenbosch vervult nu de rol van hekkesluiter onder de Nederlandse stadsarchieven waar het om een behoorlijke huisvesting gaat. Wat een architect en een aannemer in anderhalf jaar klaar spelen ziet u voor u. En dat na een gedegen voorbereiding van dertig jaar, want de oudste plan nen dateren al uit 1954. Het stadsbestuur had talloze ontwerpen en toezeggin gen nodig om eindelijk tot een, dit keer gelukkig onherroepelijk, besluit te ko men. Het klinkt ondankbaar, maar ik voel het tegendeel, want veel onheil is het archief bespaard gebleven. Geen gebouw van enige omvang, allure of ouderdom of het werd geschikt geacht voor de huisvesting van het archief. Immers, als je in een archief toch alleen maar oud papier neerzet, en als douceurtje voor de medewerkers ook nog wat elders afgekeurd kantoormeu bilair, dan is een passend gebouw snel gevonden. Maar gelukkig voor het ar chief, nog niet betrokken. Refugiehuis, Kruithuis, Hof van Zevenbergen, tal loze kloosters en kerken, kortom elk gebouw waarvoor zo gauw geen passende bestemming te vinden was, werd onderzocht op zijn bruikbaarheid. Dat mijn laatste twee voorgangers, ondanks wat hen op dit punt is aange daan, Den Bosch nog steeds een goed hart toedragen, wekt bewondering. Ons drieër vreugde is vandaag niet minder welgemeend. Wat zijn wij drieën er op Bamis achteraf blij om dat het zo gegaan is als het gegaan is. Want dit gebouw bevestigt als uitzondering de regel, dat een bestuur beleid maakt niet door problemen op te lossen maar door ze voor zich uit te schuiven. Gebrek aan daadkracht is ditmaal goed uitgevallen. Deze voormalige kapel lijkt al bij de bouw voorbestemd te zijn geweest voor een tweede gebruik als archiefbewaarplaats. Zou een soortgelijke pre destinatie ook voor andere kapellen en kerken gelden? Met name een kapel met de maat van twee flinke gymnastieklokalen, als architecten de heren Kui per en Dijsselbloem en als aannemers de heren Van Pinxten en Van der Lin den, en, na enig geknars krijgt u Bloemenkamp 50 als resultaat. Zij vieren re presenteren diegenen die met creativiteit, vakmanschap en spierkracht dit gebouw tot stand hebben gebracht. Ondanks ongeduld en soms ergenis en cy nisme werden steeds voor elk nieuw probleem tenminste twee oplossingen be dacht. Mocht het gebouw op u een harmonieuze indruk maken, dan heeft dit bouwteam aan de opdracht voldaan, de opdracht om een archiefbewaarplaats te realiseren waarin archieven, medewerkers en bezoekers naar volle, dus we derzijdse, tevredenheid kunnen verkeren. Dr. J.C.Dona, wethouder van Cultuur Als alles altijd vernieuwend moet zijn, dan krijgt verdieping weinig kans. Trouwens, wie niet geregeld en gedegen achterom ziet, kan slechts een ijdele pretentie hebben iets nieuws te brengen. Wie denkt dat de wereld met 110 hem begint, moet vaststellen dat de wereld ook met hem eindigt. Wie niet weet wat achter is, kan ook niet weten of de ingeslagen richting naar voren is. Kunst vraagt om beweging, om verandering. Maar daarmee is omgekeerd be weging nog geen kunst of cultuur. Maar wie in het verleden de zekerheid zoekt, in welk verleden zoekt hij dan? Er bestaat niet zoiets als de objektieve geschiedenis. In een van zijn hoofdwer ken, The open society and its enemies schrijft Karl Raimuth Popper, een der grootste hedendaagse wetenschapsfilosofen over de geschiedbeoefening: 'There can be no history' of 'the past as it actually did happen'; 'There can only be historical interpretations, and none of them are final; and every gene ration has a right to frame it's one', (biz. 268). Zekerheid is noch in feitelijk noch in moreel opzicht te vinden in het verle den. Omgaan met geschiedenis is selekteren, ordenen en interpreteren van wel iswaar feiten uit het verleden, maar naar een vraagstelling en naar kriteria uit het heden. Daaraan dwingend zin of betekenis afleiden kan niet: 'Neither na ture nor history can tell us what we ought to do. Facts, whether those of nature or those of history, cannot make the decision for us, they cannot determine the ends we are going to choose. It is we who introduce purpose and meaning into nature and into history' (biz. 278). Omgaan met het verleden dwingt ons niet om met de rug naar heden en toe komst te gaan staan. Wie het verleden ziet als zekerheid en onbeweeglijkheid, is zelf de bron van die onbeweeglijkheid door zijn vraagstelling, zijn methode en zijn selektie van feiten. Verandering en behoud, die tegenstelling ligt in de mensen die er mee omgaan. De goede manier van naar voren kijken is even zeer bruikbaar om teruguit te zien. De cultuur van vorige generaties heeft niet alleen documentaire waarde, zo die al objektief zou zijn vast te stellen. Ook de materieel geworden cultuur uit het verleden kan en moet funktioneren in deze, in onze samenleving. Mag ik, dames en heren, deze meer filosofisch en wetenschapstheoretisch gerichte beschouwing betrekken op het cultuurbeleid van heden, in het bij zonder op een tweetal terreinen die zo gemakkelijk tot het behoud gerekend worden, de monumentenzorg en het archief. Laat ik met een voorbeeld uit de monumentenzorg beginnen. In de Volks krant van 22 september j.l. stond een boeiend artikel over de strijd die zich in Maastricht afspeelde rond de restauratie van de St. Servaas. Naast de vraag of er aan de kerk ook iets nieuws mag worden toegevoegd, bijvoorbeeld een he dendaagse toren voor een eerder door blikseminslag verloren gegaan exem plaar, speelde daar ook de vraag tot welke fase de kerk diende te worden terug gebracht. Tot een meer Romaanse fase, zoals overigens niemand de kerk kent, of tot een fase waarin boeiende zeventiende en achttiende eeuwse veranderin gen en aanpassingen aan de kerk plaatsvonden. Ik ga mij hier niet in de keuze begeven. Het gaat mij hier ergens anders om. Ik zie over pakweg tien jaar men sen in de kerk lopen die zich van geen diskussie meer bewust - menen te bevin den in de continuïteit van het verleden. Feitelijk echter lopen zij rond in het verleden waartoe wij in 1984 besloten hebben. Geldt zoiets ook niet voor de trouwens zeer fraai gerestaureerde St. Jan in onze stad. Overigens, hoeveel echt ouds en authentieks zit er soms nog aan zo grondig gerestaureerde panden? 111

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 56