Eman/vrouw patiënt o- L <j E O O man/vrouw gezond 0 L gemaakt. Een parenteel is een in generaties gerangschikte opgave van wettige afstammelingen van de-in dit geval-oudst bekende patiënt. Zijn twee of meer families met een zelfde autosomaal dominante aandoening bekend, dan kan de genealoog onderzoeken of er een relatie bestaat tussen zulke families. Van de bekende patiënten wordt er dan een kwartierstaat gemaakt. Een kwar tierstaat is een in generaties gerangschikte directe lijn van wettige voorouders van een bepaald persoon (in dit geval de patiënt); dus twee ouders, vier groot ouders, acht overgrootouders etc. Deze lijst voorouders moet dan antwoord geven op de vraag of er verwantschap bestaat tussen de verschillende patiën ten. Vanuit een der gevonden gezamenlijke voorouder(s) kan een nieuw pa renteel gemaakt worden. Op deze wijze kan aangegeven worden welke men sen in de stamboom of de parenteel een verhoogd risico hebben op het krijgen van een aandoening. 3-2 Autosomaal-recessieve overerving drager/draagster Als er sprake is van een autosomaal-recessieve aandoening moeten beide ou ders dragers zijn carriersvan hetzelfde (abnormale) gen voor een bepaalde aandoening. Zij hebben daar zelf geen last van. Van de vier kinderen heeft één kind (d) de afwijking, twee kinderen (a en b) zijn ook gendrager(-ster) van de afwijking en een kind (c) heeft van geen van de ouders het afwijkende gen geërfd. De kans dat ouders beide drager zijn van hetzelfde afwijkende gen wordt groter als ze familie van elkaar zijn; bijvoorbeeld bij een verwantschap neef x nicht is dit vijf a zes maal hoger, bij een verwantschap achterneef x achter nicht is dit drie a vier maal hoger dan normaal. Omgekeerd is, bij geen of zeer verre (acht generaties) verwantschap de kans (zeer) klein dat beide ouders dra ger zijn van eenzelfde autosomaal-recessief gen. Kenmerken voor autosomaal recessieve erfelijkheid zijn dat de ouders van een patiënt gezond zijn, maar drager van het gen van de aandoening; de aan doening komt bij mannen en vrouwen in gelijke mate voor; de (herhalings-) kans op het krijgen van een kind met een aandoening is bij elke zwangerschap 25% (één uit vier). Bij het vermoeden op een autosomaal-recessieve erfmodus wordt het vol gende genealogisch onderzoek verricht. Van de patiënt wordt een kwar tierstaat gemaakt. Uitgaande van de patiënt (proband) gaat men meestal vijf a zes generaties terug, maar als men stuit op voorouders afkomstig uit één ge netisch isolaat (kleine en vaak gesloten dorpsgemeenschappen met een hoge graad van bloedverwantschap; inteelt) of als dezelfde geslachtsnamen worden gevonden, dan kan het wenselijk of noodzakelijk zijn dat de kwartierstaat tot zeven of meer generaties wordt uitgebreid. Met de zo verkregen lijst van voor- 98 ouders kan antwoord gegeven worden op de vraag of er bloedverwantschap (consanguïniteit) bestaat tussen de ouders van de patiënt. Als er consanguïni- teit wordt gevonden, dan kan de a priori kans van de ouders en directe ver wanten op dragerschap van een afwijkend recessief worden berekend. Het kan zinvol zijn om te trachten twee of meer families met dezelfde autosomaal- recessieve aandoening met elkaar in genealogisch verband te brengen. De kwartierstaten van twee of meer patiënten met hetzelfde autosomaal- recessieve ziektebeeld kunnen worden onderzocht op een mogelijke relatie via een gemeenschappelijk(e) voorouder (paar). Men kan de kans op dragerschap van het afwijkend gen berekenen voor de personen, die de schakels vormen tussen de verschillende patiënten. 3-3 Geslachtsgebonden recessieve overerving patiënt draagsters O man/vrouw gezond Een klein aantal erfelijke ziekten, zoals kleurenblindheid en bloederziekte, komt alleen bij mannen voor. De afwijkende recessieve genen voor deze aan doeningen zijn gelegen op het x-chromosoom (zie onderschrift foto 1); de aanleg voor zulke 'x-gebonden' aandoeningen wordt doorgaans gezonde draagsters doorgegeven aan hun nageslacht. Een zoon die de afwijkende aan leg van zijn gezonde moeder krijgt zal het ziektebeeld tonen, een dochter daarentegen die het afwijkend x-chromosoom krijgt is een (gezonde) draagster. Kenmerken voor geslachtsgebonden erfelijkheid zijn dat de ziekte vrijwel alleen bij mannen voorkomt; een man die de ziekte heeft zal gezonde dochters krijgen die allen draagster zijn; zijn zoons zijn gezond en dragen de ziekte niet over op hun kinderen (de ziekte gaat dus niet over van vader op zoon): gezon de vrouwen kunnen draagster zijn en de ziekte overdragen aan 50% van hun mannelijke kinderen, hun dochters hebben 50% kans draagster te zijn en to nen in de regel geen verschijselen. Bij (vermoedelijk) geslachtsgebonden overerving gaat de genealoog als volgt te werk: er wordt een parenteel gemaakt vanaf de oudst bekende draagster of een fragment-kwartierstaat (kwartierstaat van alleen de moeder van moeder van moeder etc. van de patiënt). Ook hier is het gewenst dat fami lies waarin patiënten voorkomen met dezelfde geslachtsgebonden recessieve omvang met elkaar vergeleken worden. Als er gezamenlijke voorouders wor den gevonden in de fragment-kwartierstaat, dan kan hiervan een nieuwe pa renteel gemaakt worden. Hierdoor kunnen potentiële gendragers worden op gespoord. Bij aandoeningen met bovengenoemde overervingswijzen is herhalingskans relatief eenvoudig te berekenen. Zoals gezegd bestaan er echter ook multifac- 99

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 50