Hendriks heeft gezegd dat bouwen met gebreken een onderhoudsploeg nood zakelijk maakt; beter is het om goed te bouwen. De reactie van Caminada en Schouten zou kunnen zijn: dat is een prima voornemen, maar er staan nog zo veel gebouwen die nog in de slechte tijden zijn neergezet. Zowel Caminada als Ribberink hebben de automatisering genoemd als oplossing van de problemen c.q. als terrein waarop archiefwezen en registra tuur elkaar kunnen ontmoeten. Ketelaar heeft zijn twijfels of dat op dit mo ment waar is. Naar zijn indruk is automatisering in de registratuur nog niet verder dan het terrein van postregistratie en voortgangscontrole. In het ar chiefwezen is de automatisering gericht op bestandsbeheer en inventarisatie van overgebrachte archieven. De automatiseerders zijn als het ware bruggen bouwers die elk van een kant beginnen. Met spanning ziet men toe of hun bouwsels in het midden van de kloof op elkaar zullen aansluiten. Het ware in teressant hierover de mening van de Directie Overheidsorganisatie en automa tisering van Binnenlandse Zaken te vernemen, ook over de door Caminada aangesneden vraag of archiefwezen en registratuur onder één ministerie moe ten ressorteren. Ketelaar acht het weinig verschil maken of men door de kat of door de hond wordt gebeten. Zoals de vroegere Keeper of the Public Re cord Office Mabbs het uitdrukte: het belangrijkste criterium voor de keuze van het ministerie waaronder het archiefwezen moet ressorteren, is of de mi nister belangstelling voor archieven heeft en bereid is voor het archief in te zet ten 'en dat kan men niet in de wetgeving vastleggen'. Alle sprekers gisteren hebben zich ook uitgelaten over verkorting van de overbrengingstermijn. De meesten waren daar tegen met als argument dat die verkorting met de huidige middelen niet kan worden gerealiseerd. Ketelaar waarschuwt dat we moeten oppassen een van de weinige punten in het archief- beleid waarover we het eens waren de verkorting van de overbrengingster mijn - niet ter discussie te stellen, op gevaar af dat ook dit onderdeel de weg volgt van het (verplichte) dekkende net van lokaal archiefbeheer! Hendriks pleitte voor overbrenging wanneer de administratie geen gebruik meer van de archiefbescheiden maakt. Zo staat het ook in het voorstel tot technische her ziening van de Archiefwet 1962: overbrenging zodra de administratie de ar chiefbescheiden niet meer veelvuldig nodig heeft, doch uiterlijk binnen 25 jaar. Nederland is een van de weinige landen ter wereld met een langere over brengingstermijn dan 30 jaar. Trouwens, terecht is er gisteren op gewezen dat niet het onderscheid tussen overgebrachte en niet-overgebrachte archieven een rol moet spelen, maar het onderscheid tussen dynamische, semi-statische en statische archieven. Ketelaar vraagt zich af of we teveel kijken naar de ge meenten met een archivaris. In de gemeenten en waterschappen zonder archi varis is de overbrenging nauwelijks een probleem: daar is nu nog vaak een grens tussen oud-archief en semi-statisch archief (meestal samenvallend met de invoering van de code), maar is de grens tussen overgebracht en niet- overgebracht archief vloeiend c.q. niet zichtbaar. Verkorting van de over brengingstermijn heeft hierop nauwelijks invloed. Ketelaar meent dan ook dat de (verkorting van de) overbrengingstermijn in de discussie geen plaats toekomt. Ribberink, Caminada en Hiddema hebben erop gewezen dat intensivering van de archiefinspectie tot resultaten heeft geleid. De samenwerking tussen 56 archiefwezen en registratuur is erdoor bevorderd. Of we dit nu inspectie noe men of, zoals de sod wil, overleg, is niet essentieel. Heropening van de dis cussie over de betekenis van de termen 'toezicht op de zorg', 'inspectie van het beheer' enz. acht Ketelaar niet opportuun. Ook over de opleiding is gesproken. Alleen Caminada pleitte voor integra tie van sod en rijksarchiefschool. Schouten benadrukte het bestaan van twee verschillende vakgebieden, al achtte hij meer samenwerking op de raakvlak ken nodig. Hendriks zou invoering van 'selectiekunde' wensen. Hendriks heeft ook gewezen op het belang van aanstellingseisen, al moeten de proble men in verband met de verscheidenheid van gemeenten en waterschappen niet worden onderschat. Concluderend beveelt Ketelaar de volgende onderwerpen in de aandacht van de discussiegroepen aan: wat zijn de inhoud en reikwijdte van de gewenste samenhangende visie op alle fasen van het archiefbeheer? Zijn de knelpunten in het beheer van semi-statische archieven incidenteel (achterstand) of struc tureel? Indien deze problemen structureel van aard zijn, welke oplossingen moeten dan worden nagestreefd: wie moet worden belast met selectie, orde ning en inventarisatie: registrator, archivaris of een specialist tussen beiden; welke gevolgen heeft een en ander voor de opleidingen? 2-7 Discussie in groepen C. O. A. baron Schimmelpenninck van der Oije De congresgangers werden in zeven groepen verdeeld, welke een discussielei der en rapporteur kregen. Desgevraagd stelden zich hiervoor beschikbaar mr C. J. van Heel en mevrouw drs. J.A.M. Y.Bos-Rops, mr. F.Keverling Buis man en drs. W.E.Goelema, dr. A. J.Kölker en J. J.A.Buylinckx, O.A.M.W. Hartong en A.N.Beets, drs. E. van Laar en drs. A.C.M.Kappelhof, drs. J.E.A. Boomgaard en J.H.S.M.Veen, drs. F.C.Berkenvelder en R.C.M.Ja cobs. Terwille van een zinvol verloop werden de stellingen, die eerder aan de vijf sprekers waren voorgelegd, ook aan de discussie ten grondslag gelegd met de samenvatting van dr. Ketelaar. De bespreking leverde het volgende resul taat op. De groepen verschilden van mening over de vraag of de achterstand in de schoning van het semi-statische archief en de gereedmaking voor overbren ging structureel was of niet. Enerzijds werd gestéld, dat de huidige achter stand met extra middelen en mensen moet worden weggewerkt, maar dat met de juiste organisatie en vakkennis van de verantwoordelijke registratuurafde lingen de semi-statische fase zo kort mogelijk kan zijn zonder blijvende pro blemen. In het midden stonden zij, die van mening waren, dat eerst de huidige achterstand moet worden weggewerkt om alsdan te zien wat structureel nodig is. Anderzijds kwam naar voren, dat de achterstand structureel blijft bij de huidige bezetting van de registratuuraf delingen. Algemeen was men van oordeel, dat de aanpak in de dynamische fase dient te geschieden, opdat niet later een soort niemandsland ontstaat. Voor die goe de aanpak dienen de registratuurafdelingen te beschikken over personeel, vol doende in aantal en voldoende van kennis. Wellicht zal scherper op het kos- 57

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 29