De afvoer van de reeds geselecteerde voor vernietiging vatbare bescheiden vraagt, al naar gelang de omvang, nu jaarlijks slechts enkele uren. Met deze aanpak is het bestaande probleem van omvangrijke, nog te selecteren semi- statische archieven voor de toekomst, verleden tijd! Opslag van 80% teveel papier kost bovendien ruimte en materiaal met als enig, ook nog negatief ge geven, een geringe informatiekwaliteit. Wij beluisteren soms hier en daar weinig hoopvolle geluiden over de realise ring van de zojuist geschetste aanpak. Wij zijn daar echter optimistisch over en dat stoelt op praktijkervaring, immers in zo'n 200 gemeenten wordt de door ons gepropageerde procedure korter of langer met aantoonbaar succes uitgevoerd. Bovendien wordt met deze werkwijze bereikt dat het selecteren van bescheiden op vernietiging wordt verweven in het dagelijks werkpakket van de plaatselijke, tot de administratie behorende registrator. Bij hem hoort deze zaak thuis! Wat rest is de bewerking van het semi-statische gedeelte van vóór de invoe ring van de door ons voorgestelde werkwijze. Hoe bewerkelijk ook, het vraagt een eenmalige actie, voor de uitvoering waarvan mogelijk ondersteu ning van buiten gewenst zoniet noodzakelijk is. Het creëren van een perma nente voorziening voor de verzorging van een eenmalige bewerking is organi satorisch onjuist en uit een oogpunt van kostenbeheersing onaanvaardbaar. Op dit punt ligt een vergelijking met de bouw van woningen in de rede. Bou wen met gebreken leidt tot een onderhoudsploeg. Hoe meer er gebouwd wordt, des te groter het onderhoud. Waar kiezen wij voor: beter bouwen of doorgaan met gebrekkige bouw sels? Goed overleg èn samenwerking tussen registratuur en archivariaat vor men de voorwaarden voor beheer en behoud van hetgeen ons allen waardevol is. Een goede registratuur, dat wil zeggen een goed en efficiënt beheerd dyna misch archief, is de sleutel tot het succes van het archivariaat. Noten Ir. W.Hendriks is directeur van het Centraal Adviesbureau voor Organisatie, Documentatie, Registratuur en Personeelsbeheer (odrp). 2-6 Samenvatting F. C.J. Ketelaar De voorzitter dr. F.C.J.Ketelaar begint zijn samenvatting met te wijzen op eerdere gelegenheden waarbij de van zich met het vraagstuk van de verhou ding tussen archiefwezen en registratuur heeft beziggehouden. Reeds in 1897 wees Van Visvliet op de noodzaak het archief bij de administratie te scheiden in acta (semi-statisch) en agenda (dynamisch). S. Muller Fz. meende dat de ar chivaris zich niet moest inlaten met het stelsel van ordening van het dynamisch archief. Fruin was aanvankelijk een andere mening toegedaan, maar stelde zich sedert 1915 ook op dit standpunt. In 1916 pleitte Muller voor 'een nieuwe provinciale en gemeenteambtenaar': de registrator, tevens beheerder van het semi-statisch archief. In 1955 en 1956 is in de Vereniging gediscussieerd naar aanleiding van het preadvies van de toenmalige voorzitter Panhuysen, De ver- 54 houding van de archivaris ten aanzien van het zogenaamd lopend archief. In de lijn van de Handleiding en van de Registratuurcommissie van de van (1920) stelde Panhuysen dat de keuze van het systeem van ordening in de dy namische fase een zaak is van de administratie, niet van de archivaris. Wel kan de archivaris daarbij adviseren en, door middel van toezicht, nagaan of het eenmaal gekozen systeem consequent wordt gevolgd. Vakgenoten als Hardenberg echter vreesden dat daardoor de archivaris de greep op het ar chief zou verliezen. In deze discussie over het dynamische archief bleef het semi-statische archief buiten het gezichtsveld, mede door de sterke scheiding van overgebracht en niet- overgebracht archief. In de jaren zestig kwamen de ordening van de semi-statische archieven en de aan de inventaris te stellen ei sen aan de orde in debatten tussen van en sod; de cursus Voortgezette Vor ming Archiefbeheer is als een der uitkomsten te beschouwen. Zowel de van als het ipo hebben in hun reacties op het Voorlopig Stand punt gewezen op het ontbreken van een samenhangende visie op alle fasen welke archieven doormaken. De in dit verband gebruikte term 'levenscyclus' is ontleend aan het programma van de Unesco, waar sedert 1979 het ramp- programma (records and archives management programme) zich richt op de 'life cycle' van archieven. Zijn we door de inleidingen van gisteren nu dichter bij die samenhangende visie gekomen? Voor Hendriks en Ribberink is er geen probleem: als in de dy namische fase maar het onderscheid tussen voor vernietiging in aanmerking komende en te bewaren stukken wordt aangebracht, levert het beheer van de archieven in de semi-statische fase geen bijzondere problemen. De dossierin ventaris moet voldoende zijn; de archivaris kan geen hogere eisen aan de toe gankelijkheid stellen dan de administratie nodig heeft. Selectie en vernietiging blijven volgens Hendriks niet achterwege bij gebrek aan capaciteit (kwalita tief en kwantitatief?), maar door gebrekkige organisatie van het dynamische archiefbeheer. Ketelaar vraagt zich af hoe de situatie is buiten de ongeveer 200 gemeenten waar het ODRP-systeem wordt gehanteerd. Ook in de visie van de rijksoverheid zijn de knelpunten in het semi-statisch archiefbeheer een tijde lijke zaak, getuige de als tijdelijke voorziening opgezette cas beantwoordde aan het verlangen van Binnenlandse Zaken om 'de achterstand af te grende len', om daardoor ruimte te scheppen voor verbetering van het dynamisch ar chiefbeheer. Het eerste is geschied, het laatste is zeker nog niet overal bij de rijksoverheid het geval. Caminada en Schouten denken er anders over: zij zien het semi-statisch ar chiefbeheer als een specialisme, waar naar de mening van Schouten, alleen re- gistratoren met vva kunnen werken. Hendriks ontraadt een afzonderlijk be heer van de semi-statische archieven, omdat de achterstanden niet structureel zijn en zulk een afzonderlijk beheer teveel zal kosten. Ketelaar wijst erop dat in recent overleg over de vva is vastgesteld dat deze vorming uiteindelijk in de soD-opleiding moet worden geïntegreerd. Een soD-ii-er moet in staat zijn om van een zaaksgewijs geordend archief een behoorlijke inventaris te ma ken. Caminada pleit voor streekregistratoren of streek-nazorgambtenaren die zich met het semi-statisch archief bezighouden. Of deze functionarissen aan een archiefdienst of aan de gemeente- secretarie(en) worden verbonden, is niet essentieel. 55

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 28