Is hier de deskundigheid of capaciteit van de registratuur in het geding? Bij de samenstelling van de nieuwe gemeentelijke vernietigingslijst is toegelegd op herkenbaarheid van de bescheiden door de registratuur. Het ontwerp ervan heeft onder andere bij de ambtelijke toetsing door archivariaat en registratuur in overgrote meerderheid de instemming gevonden, zodat over de toepassing daarvan door de registratuur weinig twijfel behoeft te rijzen. Capaciteit blijkt voorts van minder invloed dan de organisatie en werkwijze bij de vernietiging. Wie overigens versneld de uit vele jaren aanwezige achter stand wil inlopen, wordt met een capaciteitsprobleem geconfronteerd. Voor die versnelling moet dan wel een goede reden kunnen worden aangegeven. Dat in het verleden de vernietiging te weinig in de aandacht is geweest, heeft mijns inziens meerdere oorzaken. Om er enkele van te noemen: de aanvanke lijk beperkte omvang van de semi-statische archieven, de weinige medewer king van de administratie, de opzet en omschrijvingen van de inmiddels ver vallen vernietigingslij st van 1948. De nieuwe gemeentelijke vernietigingslijst zal zonder twijfel bijdragen tot de noodzakelijke nabewerking. Dat blijkt overduidelijk uit de reacties, die ons regelmatig bereiken. De introductie er van bij de gemeenten door odrp is benut om te stimuleren en om werkwijze en ervaring over te dragen. De nadruk heeft daarbij onder andere gelegen op de organisatie van de werkzaamheden en de selectie van bescheiden. Afzonderlijke opleiding? Zou voor het beheer van dynamische en semi-statische archieven nu een af zonderlijke opleiding nuttig of gewenst zijn? Ligt in het feit van de achter stand in de bewerking van semi-statische archieven daarvoor een indicatie? Voor de hand liggend zou het zijn, wanneer de aard van de bewerking daartoe aanleiding zou geven. Wanneer het echter mogelijk blijkt - en de ervaring be vestigt dit - in de dynamische archieven een scheiding tussen te bewaren en te vernietigen bescheiden aan te brengen, waarom zou de registratuur die schei ding in de semi-statische archieven niet kunnen doorvoeren? Uitbreiding van de reeds bestaande opleidingen is denkbaar, maar is daar aan ook behoefte? In de opleidingen vormt vernietiging al een onderdeel van de lesprogramma's. Wanneer de indruk bestaat, dat dit onderdeel en met na me de selectiekunde, te weinig wordt belicht, dient naar mijn mening daaraan uitbreiding te worden gegeven. Stellingen van Ik zou-voor zover dit in het voorgaande niet tot uitdrukking is gekomen - de stellingen van de van voor dit congres van een enkele kantteke ning willen voorzien. De ontwikkeling van een samenhangende visie op de hele levenscyclus van ar chieven is op zichzelf een goede zaak. Het archiefbeheer staat ook zonder die samenhangende visie dank zij de zorg van registratuur en archivariaat op een benijdenswaardig niveau. Al mogen er wensen bestaan, echt belangrijke ont sporingen komen niet voor, hoewel ook hier de uitzondering de regel kan be vestigen. De verwezenlijking van een nieuwe visie roept vele vragen op door de betrokkenheid van alle belanghebbenden. Eigentijds bestuur en admi nistratie hechten waarde aan een slagvaardig opereren zonder de zorg voor be scheiden, die de beheerders van archieven er aan stellen. In de ontmoeting zul len zij elkaar dienen te vinden. Een beheersstructuur in drie fasen: dynamisch, semi-statisch en statisch? Semi-statische archieven zijn - zoals eerder betoogd voor een deel gebruiks- archieven. Zolang het gebruik voortduurt, lijkt het niet dienstig ze aan de re gistratuur te onttrekken. Zal bovendien het creëren van een drie-fasenstruc- tuur extra kosten vergen? Een wettelijke basis voor de opleidingen? De archiefwet legt een wettelijke ba sis voor de archivariaatsopleidingen. Wil een analoge wettelijke regeling voor de registratuuropleidingen meer dan een dode letter zijn, dan zal daarbij reke ning dienen te worden gehouden met: de verscheidenheid in beheer in gemeenten met verschillende grootte; een omschrijving van programeisen, waarbij ruimte is voor de dynamische ontwikkelingen in adminstratieve techniek; aanstellingseisen. Eerst dan is een wezenlijke bijdrage te verwachten. Verkorting van de overbrengingstermijn? De praktijk bevestigt de stelling, dat-althans voor de gemeenten— verkorting van de overbrengingstermijn niet haalbaar is. Bescheiden worden immers niet binnen de genoemde termijn van 20 of 30 jaar overgebracht. De administratie mag daar dan niet op voorbe reid zijn, belangrijker is, dat het voortdurende gebruik van de stukken geen aanleiding daartoe geeft. Naar mijn mening zal een regeling betreffende de overbrenging eerder op het gebruik dan op de ouderdom van bescheiden die nen te zijn gebaseerd. Wat denkt u van voorbeelden als personeelsstukken, langlopende vergunningen, garanties, voorschotten, geldleningen en derge lijke? Bescheiden voor het eigentijds gebruik onmisbaar, dienen ter beschik king en onder beheer van de administratie te blijven. Moet dan als laatste aan het archivariaat een voorziening ter bewerking van semi-statische archieven worden gekoppeld? Kernvraag is, of de nabewerking eenmalig dan wel continu is. Uitgaande van de stelling, dat uit een oogpunt van efficiënt archiefbeheer reeds in de dynamische archieven een scheiding tussen te bewaren en te vernietigen bescheiden dient te worden gemaakt, dan is nabewerking eenmalig. Wanneer de nieuwe gemeentelijke vernietigingslijst binnen afzienbare tijd haar vruchten begint af te werpen, dan moet het nut van een dergelijke, blijvende voorziening nog worden aangetoond. De verwezen lijking ervan dient qua opleiding en ervaring niet te worden onderschat. De zojuist opgesomde door ons gehanteerde uitgangspunten realiserend, geeft samenvattend het volgende beeld. Reeds tijdens de dossiervorming wordt een onderscheid gemaakt tussen de te bewaren en de te zijner tijd te vernietigen stukken. Zodra actualiteit van dossiers vervallen is, worden de te bewaren dossiers nu meriek in het statisch archief afgesteld en in de dossierinventaris vermeld, de te vernietigen bescheiden worden primair op jaar van vernietiging, secundair numeriek, afzonderlijk van de te bewaren stukken opgeslagen en eveneens in de dossierinventaris opgenomen. 53 52

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 27