twee gescheiden terreinen, het juridisch-administratieve en het cultureel-his- torische. Maar er wordt meer onmogelijks gesuggereerd. Daarbij valt te denken aan het circulerend verhaal dat in de huidige reorganisatiedrift zelfs overwogen zou worden om de beleidsafdeling MMA te ontbinden en deels over te hevelen naar Monumentenzorg en Rijksarchiefdienst. Een consequentie zou zijn dat de brievenbus voor de lagere overheden verplaatst zou worden van Rijswijk naar de Prins Willem-Alexanderhof en dat er voor de Archiefraad nauwelijks meer een brievenbus te vinden zou zijn. Voorlopig is het ongeloofwaardig. Laten we optimistisch blijven. Noten 1 In dit verband moet geconstateerd worden dat ook de schok van het plotselinge aftreden van de teleurgestelde algemene rijksarchivaris Van der Gouw (wiens verdiensten bekend waren) en de door de departementsafdeling Organisatie en Efficiency uitgebrachte aanbevelingen (24 juli 1972 - zie Advies nr 48 van de Archiefraad - op 20 juni 1977 nog vervolgd) sterk hebben bijge dragen tot een mentaliteitsombuiging op het hoogste niveau. In de jaren zeventig was er bo vendien voldoende geld voorhanden om bouw van nieuwe en modernisering van verouderde archiefbewaarplaatsen zowel van het rijk als van de lagere overheden eindelijk weer ter hand te kunnen nemen. Van groot belang was dat er bij de Rijksarchiefdienst een nieuwe organisa tiestructuur kon worden opgebouwd, voor welke versterking van het management en strin gentere regulering van de werkzaamheden ken merkend waren. Daarbij moesten wel tegen- stribbelingen van medewerkers, die ondergraving van gevestigde posities en vrij heidsbeknotting voor wat betreft de indeling der werkzaamheden vreesden, overwonnen wor den. Aan de nieuwe hiërarchische structuur was evenwel een veel efficiëntere werkindeling inhe rent. De invoering ervan heeft dan ook geleid tot veel positief resultaat en de kritiek is verstomd. Enige grotere gemeentelijke archiefdiensten konden hier lering uit trekken. Ook daar werd bij gebleken noodzaak het management ver sterkt en werden de interne verantwoordelijkhe den duidelijker afgepaald. Het recept werkte heilzaam met name in combinatie met groei van het aantal medewerkers. Omgekeerd is evident dat wanneer een gemeentebestuur uit ideële overwegingen of-wat ook voorkomt - onder druk van belangengroeperingen en vakbonden, het geschetste organisatiemodel als te hiërar chisch afwijst, het functioneren van de dienst daardoor sterk belemmerd kan worden. Het is dan ook aan geen twijfel onderhevig dat ook daar uiteindelijk het inzicht zal baanbreken dat zelfs archiefdiensten een doelmatige leiding no dig hebben om te kunnen beantwoorden aan de vele uitdagingen, die de maatschappij hun stelt. In het kader van het Internationale Archiefcon gres van september 1984 te Bonn is helder be klemtoond dat de wijzers van de klok niet te gengehouden of teruggezet kunnen worden. In zijn totaliteit heeft het Nederlands archiefwezen dat begrepen. 2 Het was de Commissie Gewestvorming verwe ten dat zij in haar rapport geen aandacht besteed had aan de toekomstige positie der pro vinciale rijksarchieven. 3 In een nieuwe Archiefwet zal zonder twijfel veel aandacht besteed moeten worden aan nieu we aspecten van openbaarheid en daarmee sa menhangende privacybescherming. Het ging er reeds om of de Archiefwet 1962 aangepast moet worden aan de bepalingen, die in actuele wetten waarin openbaarheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de orde ko men, zijn vastgelegd. Over deze materie en vele andere zaken zijn behalve door de Archiefraad ook waardevolle standpunten aangedragen door organisaties als de Vereniging van Archivaris sen in Nederland, het Convent van Rijksarchi varissen en de Landelijke Kring van Gemeente en Streekarchivarissen. De rol, die de Archief raad gespeeld heeft bij de totstandkoming van het belangrijke besluit algemene secretarieaan gelegenheden rijksadministratie, blijkt bij ken nisneming van de Adviezen nr 101 (29 maart 1976) en nr 185 (9 januari 1979). 4 Waar vernietiging bijzonder nodig is om het waardevolle te behouden, zijn er veel risico's verbonden aan het selectieproces. Daarin wordt nogal eens al te veel nadruk gelegd op bewaring van stukken op bestuurlijk-administratieve gronden. Het gevolg is dat in de praktijk stuk ken vernietigd worden, waarvan naderhand blijkt dat ze vanuit cultureel-historisch stand punt gezien niet zonder waarde waren. Op 20 20 december 1983 heeft de sectie Geschiedenis van de Academische Raad erop geattendeerd dat er in het Voorlopig Standpunt passages voorkomen, die verontrustend zijn. 'De belan gen van het historisch onderzoek zijn nergens gewaarborgd, tenzij men de archivaris als hoe der daarvan of de nauwkeurigheid van enkele historici in de Archiefraad als een garantie wil zien'... De sectie 'vindt het zeer verontrustend dat bij de vraag van bewaren of vernietigen aan het practizerende historische onderzoek nagenoeg geen invloed op de beslissing wordt gegeven. Het valt de sectie niet moeilijk een aantal gevallen te noemen, waarin achteraf be zien rampzalige beslissingen tot vernietiging zijn genomen. Het in een of andere vorm ac tiever inschakelen van de archivalisch onder zoek geverseerde historici zal beslist geen wa terdichte garantie geven voor het voorkomen van dergelijke besluiten in de toekomst. Het moet echter wel mogelijk zijn het gevaar van onoordeelkundige vernietiging een eind weer terug te dringen' (zie Nieuws van Archieven, maart 1984, blz. 5-7). De Archiefraad is alert op verbetering van het bestaande systeem van vernietigingslijsten (Advies nr 226 van 8 de cember 1981 over de invoering van zogenaam de 'bewaarlijsten' naast lijsten van voor ver nietiging in aanmerking komende archiefbescheiden) en onderkent de geschetste problematiek. 5 Van een partiële (technische) herziening van de Archiefwet heeft de Minister afgezien. 21

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 11