den van de Commissie Nota Archiefbeleid het meest aansprak. In zijn Voorlo
pig Standpunt heeft de Minister die samenwerking van rijk en provincie als
wenselijkheid overgenomen, maar tevens de instelling van provinciale archief
diensten naast handhaving van de provinciale rijksarchiefbewaarplaatsen ge
propageerd.
Voor het locale archiefbeheer wilde hij wel de vrijwel algemeen aanvaarde
'dekkend-net'-gedachte overnemen (gewestvorming is feitelijk van de baan),
maar zich niet conformeren aan het voorstel de gemeentebesturen te verplich
ten tot aanstelling van een gemeentearchivaris. In het voetspoor van de vng
vindt hij zo'n plicht strijdig met het beginsel van autonomie en niet passend in
het streven naar deregulering.
Geconcludeerd moet worden dat de Archiefraad de geschetste ontwikkeling
sinds 1976 wat afstandelijk heeft begeleid. Niet alleen het departement, maar
ook de Raad heeft anders dan in zijn eerste jaren het nemen van beslissingen
op controversiële terreinen soms achterwege gelaten in afwachting van de ont
vangst van een deels zonder zijn toedoen tot stand gebracht kant en klaar pak
ket beleidsvoorstellen. In de toekomst zal dat extra inhaalwerk geven.
Toch heeft de beleidsinbreng van de Archiefraad niet stilgestaan getuige de
totstandkoming van adviezen over aspecten van openbaarheid (mede in relatie
tot de Wet openbaarheid van bestuur, de bescherming van de persoonlijke le
venssfeer, de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de afnemende
dienstverlening door de Rijksarchiefdienst), de zorg voor particuliere archie
ven, het behoud en de bescherming van cultuurbezit en de vervanging van het
Besluit post- en archiefzaken rijksadministratie K 425 door een nieuw Besluit
algemene secretarieaangelegenheden rijksadministratie.3
Daarenboven heeft het vraagstuk der vernietiging - een terrein waarop de
Raad een bijzondere verantwoordelijkheid is opgedragen in het Archiefbe-
sluit-bij voortduur veel aandacht gevraagd, speciaal van Commissie III.
In zijn advies nr 15 heeft de Raad erop geattendeerd zijn taak niet naar beho
ren te kunnen vervullen bij gebrek aan een apparaat dat veel omvattende pro
blemen onderzoekt. De instelling van een wetenschappelijk onderzoekbureau
aan het Algemeen Rijksarchief zou de Raad ten goede kunnen komen. Deze
wens is niet in vervulling gegaan. Zo'n bureau had naar zijn gevoel met name
nuttig kunnen zijn ter assistentie van Commissie III waar juridisch-
organisatorische en cultureel-historische kennis zwaar wegen en dermate ver
antwoorde adviezen te kunnen voorbereiden inzake selectie dat de na ons ko
menden ons geen verwijten kunnen maken.4
De Archiefraad heeft formeel, niet materieel, gereageerd op het Voorlopig
Standpunt. Dat laatste zal pas gebeuren wanneer het zal zijn getransformeerd
in een Definitief Standpunt. Het ligt in de schoot der goden verborgen wanneer
het zover zal zijn. Beloofd is dat bepaalde onderdelen als 'voorschotten' met
voorrang behandeld zullen worden. Naar verluidt zou het idee om het Defini
tief Standpunt te gieten in de vorm van een memorie van toelichting op een
voorontwerp tot herziening van de Archiefwet 1962 opgegeven zijn en binnen
enige maanden een nota uitgebracht kunnen gaan worden ter voldoening aan
wensen uit de Tweede Kamer.5
18
Zou de Archiefraad dan nog bestaan? Ja, maar in welke vorm is onbekend.
U weet immers dat op grond van de rapportage van de Projectgroep Externe
Advisering opheffing dreigt.
In het kennismakingsbezoek van het presidium met minister Brinkman op
16 maart 1983 was de toekomst van de Raad een belangrijk item. De Raad
zelf - zegde de Minister toe - zou nader betrokken worden bij de oordeelvor
ming hierover. In een tweede interim-rapport (2 december 1983) is door de
Projectgroep gesuggereerd dat de huidige Archiefraad wat zijn functioneren
betreft ten gevolge van gebrek aan contact met het departement te wensen
over zou laten.
Overdrijving, oorzaak en gevolg liggen hier door elkaar. Onder de druk der
omstandigheden is het élan, dat in de eerste jaren van de Raad zeker bestond,
inderdaad wat minder manifest geworden. De vergaderfrequentie is afgeno
men tengevolge van de geconstateerde afstandelijker begeleiding van het be-
leidvormingsproces. Er zijn tijdelijk minder adviesaanvragen van principiële
aard binnengekomen. De meer routinematige advisering is evenwel onver
minderd doorgegaan.
De Projectgroep gaf een aanbeveling om archiefadvisering te betrekken bij
advisering inzake informatieverzorging en bibliotheekwezen onder auspiciën
van de minister van Onderwijs en Wetenschappen in een gemeenschappelijke
Raad voor het Informatieverzorgingsbeleid. Hoewel de Regering in maart
1984 de aanbeveling van de Projectgroep wel heeft overgenomen om de
zelfstandige Archiefraad op te heffen, heeft zij niet bepaald in welk breder
verband de advisering over archiefbeleid gebracht zou worden. Daarin heeft
de minister van wvc nog een stem. Diens voorkeur zou-weer naar
verluidt - nu uitgaan naar een in vier Kamers gesplitste combinatie van de on
der zijn departement ressorterende adviserende instanties op de gebieden mo
numentenzorg, oudheidkundig bodemonderzoek, museumbeleid en archief
beleid. Een desbetreffend stuk met adviesaanvraag heeft de Raad overigens
nog niet bereikt. Het behoeft niet uitgesloten te worden dat er voorlopig onze
kerheid zal blijven bestaan en dat de beslissing uitgesteld wordt tot na de eerst
volgende Kamerverkiezing.
Het feit dat er het afgelopen jaar minder adviesaanvragen binnengekomen
zijn dan in vroegere jaren en de aanhoudende onzekerheid over de wijze van
voortbestaan zijn natuurlijk niet bevorderlijk geweest voor een goed functi
oneren.
Dat het jaarverslag over 1981-1983 nog niet is verschenen valt te betreuren,
te meer waar de Archiefraad openbaarheid hoog in zijn vaandel heeft staan,
maar hangt samen met de vacature van het secretariaat, waarin nu door de be
noeming van mevrouw Gerritsen gelukkig voorzien is.
In het reeds door mij genoemde Advies nr 19 van 1970 heeft de Raad opna
me in een breed op te zetten Raad voor het Maatschappelijk en Cultureel Wel
zijn afgewezen omdat het belangrijke administratief-juridische aspect daarin
niet tot zijn recht zou kunnen komen. Dat zelfde argument zou gebruikt kun
nen worden om opname in een groot mm A-adviescollege te ontraden.
In een zo cruciaal tijdperk als wij meemaken in de ontwikkeling van het Ne
derlandse archiefwezen zou het bepaald onverstandig kunnen zijn geen reke
ning te houden met de bijzondere positie van de Raad als adviesorgaan op
19