geving. De lijst geeft een ruim kader, dat noodzakelijkerwijs uitwerking moet
krijgen in zogenaamde stukkenlijsten, die echter niet aan een formele vaststel
lingsprocedure zijn onderworpen. Ik vraag mij af of de wetgever ooit bedoeld
heeft dat op deze wijze vrijwel carte blanche wordt gegeven tot vernietiging
van archiefbescheiden. Bij letterlijke interpretatie mogen in de gemeenten
praktisch alle stukken van na 1850 weggegooid worden. Volgens de toelichting
dienen alleen bewaard te blijven bescheiden die betrekking hebben op zaken
of gebeurtenissen met een voor de gemeente uniek of bijzonder karakter, op
objecten die door vorm of bestemming op zichzelf voor het stadsbeeld of voor
de gemeente karakteristiek of van bijzondere aard zijn of waren en bescheiden
betreffende personen die op enig gebied bijzondere betekenis zijn of geweest
zijn. 'Bij twijfel hieromtrent', stelt de toelichting gerust, 'verdient bewaring of
overleg aanbeveling', zonder dat wordt aangegeven met wie of hoe overlegd
moet worden. Laat ons hopen dat deze caoutchouc-formule niet misbruikt
wordt. Er dient in ieder geval zo snel mogelijk gestart te worden met het sa
menstellen van stukkenlijsten en praktische richtlijnen. Daarbij dienen we ons
de kritiek op het vernietigingsbeleid uit de hoek van het wetenschappelijk
historisch onderzoek zeker aan te trekken. Bij de presentatie van het laatste
deel van de nieuwe Algemene Geschiedenis der Nederlanden heeft prof. dr.
A. M. van der Woude registratuur en archiefwezen gekapitteld over de al te ri
goureuze vernietiging.3 Uitgangspunt voor het op 6 oktober 1983 te Nijmegen
verdedigde medisch-historische proefschrift van B. J. Kam Meretrix en medi
cus vormde archiefmateriaal dat uit een vuilniscontainer werd gevist. Een van
de bij het proefschrift behorende stellingen luidt: 'De huidige regeling met po
sitieve en negatieve vernietigingslijsten, zoals deze is vastgesteld in het Ar-
chiefbesluit 1968, functioneert niet of slecht en vereist op korte termijn herzie
ning'.
Rijksarchiefdienst
De rijksarchiefdienst publiceerde in Nieuws van archieven zijn beleidsvisie
1983-1988, daarmee duidelijk makend dat de periode van de break-down
waarin alleen op zeer korte termijn werd gedacht, ver achter ons ligt. Toch is
de break-down situatie niet geheel overwonnen, noch het korte termijn den
ken. De vorig jaar getroffen beperkingen van de raadpleging van de burgerlij
ke stand in de rijksarchieven in Noord- en Zuid-Holland en de invoering van
de heffing op de raadpleging van films van de burgerlijke stand lijken eerder
op paniekvoetbal dan op consistent beleid, althans zolang er geen definitieve
en duidelijke beleidsuitspraken over taakverdeling tussen rijks- en gemeen
tearchieven noch over de prioriteiten bij de opvang van de klanten van de
rijksarchiefdienst zijn. Aan de andere kant zouden sommige gemeentearchi
varissen zich moeten hoeden voor het werpen van de eerste steen, als we kijken
naar de praktijk van openstelling van studiezalen, leges voor commercieel ge
bruik van reprodukties enz.
96
Wel cultuurbehoud
Het ontwerp van de Wet cultuurbehoud, waartegen de van zich in twee re
kesten tot de Tweede Kamer heeft verzet, is helaas op 31 januari 1984 door de
Eerste Kamer met 34 tegen 33 stemmen aangenomen. Ik zeg helaas, want te
gen deze wet houd ik grote bedenkingen. Als archivaris heb ik groot bezwaar
tegen de wet die de overheid een greep geeft op archieven van personen, fami
lies, bedrijven, kerken en verenigingen. Door de wet worden de relaties tussen
overheid en particulier met betrekking tot particuliere archieven mede door fi
nanciële overwegingen beïnvloed, terwijl deze relaties op wederzijds vertrou
wen en respect moeten zijn gebaseerd. Als burger heb ik groot bezwaar tegen
de wet omdat zij de overheidsbemoeienis met cultuurgoederen zich doet uit
strekken tot in de particuliere sfeer. Een overheid die bepaalde Nederlandse
cultuurgoederen in ons land wil behouden (op zichzelf al een tamelijk eng nati
onalistisch standpunt) dient dat doel te bereiken door andere middelen: mu
seumaankopen, fiscale maatregelen enz. en niet door controlerende ambtena
ren zich van zonsopgang tot zonsondergang te laten bemoeien met hetgeen
zich in de particuliere woning aan culturele voorwerpen bevindt. Het werk van
de commissie die met de ontwerp-lijst bezig is, vervult mij met afkeer. Als na
tionaal cultuurbezit krijgen we gepresenteerd een verguld zilveren houder met
haar van St. Jan de Evangelist, een kajak uit West-Groenland, het zogenaam
de zwaard van Jutfaas, negentiende-eeuwse bodemmonsters uit Twenthe en
een koptische 'worgdoek van Cunera'.
Met de Wet Cultuurbehoud hangt samen de in 1970 te Parijs gesloten over
eenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigen
domsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen. Van
de uitvoeringswet voor Nederland kwam vorig jaar een voorontwerp gereed,
waarover het bestuur van de van zijn mening kon geven. Wij hebben er bij de
minister van Justitie voor gepleit om de voorgestelde regeling te laten gelden
naast die in artikel 4 van de Archiefwet 1962, zij het wellicht onder aanpassing
van dat artikel. U leest er binnenkort in Nieuws van archieven meer over.
Archiefraad
Op 23 december was het vijftien jaar geleden dat de Archiefraad werd
geïnstalleerd. Dit jubileum viel nagenoeg samen met de verschijning van het
rapport van een projectgroep van Binnenlandse Zaken waarin wordt aanbevo
len de Archiefraad aan te hangen aan de adviesstructuur inzake het
bibliotheek- en informatiebeleid bij Onderwijs en Wetenschappen. In onze
reactie op het voorlopige standpunt archiefbeleid hebben wij daartegen stel
ling genomen. Een duidelijke stellingname van de Archiefraad zelf is merk
waardigerwijs uitgebleven, althans niet in de openbaarheid gekomen. De
Raad schijnt de voorkeur eraan te geven zich op de achtergrond te houden (het
laatste jaarverslag is over 1980, dus een beoordeling van de activiteiten is wat
moeilijk), wat de afstand tot ministerie en veld en dus tot mogelijke supporters
van de Raad zeker niet verkleint.
97