achter de stedenatlasprojecten in een aantal landen. In Engeland, West-Duits- land, Frankrijk, Scandinavië en Oostenrijk verschenen reeds één of meer afle veringen. De basisprincipes voor al de atlassen zijn volgens afspraak gelijk. De in houd bestaat uit een tekstgedeelte en een serie kaarten. Het gekozen kaartma teriaal en de daarop verwerkte gegevens zijn voor de afzonderlijke steden zo veel mogelijk uit dezelfde tijd en op gelijke schaal gebracht of opnieuw gete kend. De belangrijkste kaart (schaal 1:2500) is gebaseerd op het kadastrale mi- nuutplan uit de eerste helft van de 19e eeuw; hierop zijn ingetekend openbare gebouwen, verdedigingswerken, molens, geestelijke instellingen, liefdadig heidsinstellingen en oude waterwegen. Afhankelijk van ontstaan en/of af braak heeft men deze objecten een speciale kleurcode gegeven. Verder vinden we onder andere een kaart met daarop aangegeven de verschillende fasen van de stadsuitbreidingen (schaal 1:5000), een topografische kaart (voor Neder land een reproductie van de Topografische en Militaire Kaart van circa 1850, schaal 1:50000), een representatieve stadsplattegrond uit de 19e eeuw en bo vendien voor Nederland een afbeelding uit de unieke collectie stadsplattegron den van Jacob van Deventer (circa 1560, schaal 1:5000). Aan het kaartenmate- riaal gaan één of meerdere hoofdstukken vooraf met een historisch overzicht en een uiteenzetting over de topografische ontwikkeling van de desbetreffende stad.2 Wanneer men nu de inleidingen van de atlassen uit de diverse landen, inclu sief de Nederlandse, naast elkaar legt, valt duidelijk op dat daarin de meeste aandacht besteed wordt aan het kaartgedeelte. Door de afgesproken unifor miteit in schaal en onderwerpen behoort vergelijkend topografisch onderzoek tot de grote mogelijkheden. Ofschoon de druktechniek van de Nederlandse atlas (kostenoverweging?) afwijkt van de andere, mogen we het resultaat geslaagd noemen. De nieuw ge tekende kaarten zijn prima verzorgd en duidelijk leesbaar; de duidelijkheid van de facsimile van de bestaande kaarten laat een enkele keer te wensen over (bij voorbeeld de stadsplattegrond van Jacob van Deventer voor Haarlem). Bedenkingen heb ik met name bij het historisch overzicht van de stedenatlas- sen. Wanneer het uitgangspunt voor het project vooral daarin bestaat dat men vergelijkend stedenonderzoek mogelijk wil maken, zou ook wat betreft de historische beschrijving meer gestreefd moeten worden naar uniformiteit. Dit is geen verwijt aan de auteurs van de stedenatlas. De bovengenoemde Interna tionale Commissie voor Stedengeschiedenis heeft blijkbaar voor deze optie ge kozen. In de inleiding tot de Duitse atlas wordt er nadrukkelijk op gewezen dat ongeacht grootte, belang en ouderdom van de beschreven stad slechts twee pagina's (12 getypte a4 vellen) tekst in de atlas zullen worden opgenomen. De ze omvang moet door vermelding van bronnenmateriaal en literatuur voor de gebruiker een handleiding zijn om zelfstandig verder onderzoek te kunnen doen. Wel wordt gezien de beperkte ruimte gepleit voor begeleidende studies.3 In de tot nu toe verschenen Nederlandse atlassen vallen direct het verschil in tekstomvang en de verdeling in twee of meer hoofdstukken op. Voor Haarlem en Amersfoort koos de schrijver een hoofdstukindeling naar tijd. De tekst in de Zutphense atlas is verdeeld in een historisch en een topografisch gedeelte; naar de schrijfster toegeeft, een onbevredigende situatie. Inhoudelijk gezien had deze scheiding dan ook beter achterwege kunnen blijven. 184 Bekijkt men de noten dan valt op dat vooral de atlas van Haarlem er uit springt door een groot aantal vermeldingen van archivalia, blijkbaar ten ge volge van uitgebreid archiefonderzoek. Voor Amersfoort en Zutphen is dit veel minder het geval; hier hebben de schrijvers zich voornamelijk beperkt tot onderzoek van bestaande literatuur en uitgegeven bronnenmateriaal. Bij Zutphen mist men bovendien door het achterwege blijven van recent versche nen relevante literatuur en aankondiging van lopend onderzoek de nodige handreiking voor voortgezette studie. Op deze wijze is het resultaat van de af leveringen natuurlijk sterk afhankelijk van tijd en mogelijkheden van de af zonderlijke auteurs. Verder is het jammer dat besloten is geen bronvermelding te geven bij het hoofdstuk 'legende behorende bij de algemene overzichtskaart'. In dit gedeel te van de atlas wordt in enkele regels de lokalisering en de geschiedenis bespro ken van openbare gebouwen, verdedigingswerken, geestelijke instellingen en dergelijke. Op deze wijze is de tekst oncontroleerbaar en zal de serieuze onder zoeker zich veel moeite moeten getroosten de vindplaatsen te achterhalen. Het valt op dat de nadruk in de atlassen, ondanks het door de schrijvers ge constateerde ontbreken van het vroege bronnenmateriaal, vooral ligt in het ont staan van de steden en hun ontwikkeling tot de periode rond 1750. Vooral voor Amersfoort en Zutphen ontbreekt de tijd vanaf het midden van de 18e eeuw tot het, in de inleiding voorgestelde, begin van de 19e eeuw vrijwel volledig. Gezien het voorafgaande wil ik pleiten voor een meer uniform tekstgedeelte en zou ik hier meer aansluiting willen suggereren bij de methode zoals gebruikt in de Rheinischer Stadteatlas. Deze atlas voor circa 170 steden in het Rijnland verschijnt als publikatie van het Amt für rheinische Landeskunde in Bonn.4 Wat betreft het kaartgedeelte houdt men zich aan de bovengenoemde richtlij nen; de tekst daarentegen wijkt volkomen af. Voor alle afleveringen zijn de auteurs verplicht zich te houden aan de invulling van een tevoren vastgesteld trefwoordenschema. Alle facetten van de historische en topografische ontwik keling komen hierin aan de orde en worden voor elke stad op deze wijze op de zelfde manier uitgewerkt. Naast korte lexicografische opgaven van bijvoor beeld de eerste vermelding van de plaatsnaam, de nederzettingsaanduidingen, van kerken en scholen staan uitvoerige paragrafen over topografie, de verhou ding tussen landsheer en steden, wetgeving en sociale structuren, evenals eco nomische geschiedenis. De gegevens reiken tot in de 20e eeuw en zijn nauw keurig voorzien van de vindplaats. Op uitstekende wijze kan zodoende histo risch en topografisch materiaal worden aangeboden dat direct uitnodigt tot vergelijkend onderzoek. Tot slot enkele opmerkingen. In de colofon van de Nederlandse atlassen wordt een lijst gegeven van nog te publiceren afleveringen. Ik ben nieuwsgierig naar de motieven voor de keuze van de genoemde steden. In het rijtje ontbre ken toch voor de hand liggende steden als Alkmaar, Breda, Leeuwarden, Roermond, Venlo en Zwolle. Voor de spelling van de plaatsnamen maakt men klaarblijkelijk gebruik van een advieslijst van de Woordenlijstcommissie Aardrijkskundige Namen bin nen Nederland. Gezien de schrijfwijze van Zutphen blijft ons de volgende af leveringen een spelling als 's Hertogenbos en Kulemborg niet bespaard. W. J. Kuppers 185

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 49