gemaakt door een aparte naamindex. Bijlage m geeft in extenso de tekst van
dertien meest onuitgegeven oorkonden uit de jaren 1346- 1352, die voor het
onderwerp van belang zijn. Na de bijlagen volgen dan nog een lijst van hand
schriftelijke bronnen, de bibliografie en de index van persoons- en plaatsna
men (p. 631 -676).
Ik ga nu over tot de weergave van de kern van het boek en daarmee van de
zienswijze van Brokken met betrekking tot het ontstaan van de twisten. Dui
delijk is dat de breed opgezette en systematische behandeling van de grafelijke
raad en het landsheerlijk bestuursapparaat een essentieel onderdeel van het
boek is geworden. Hij kon hiermee vaststellen wie er tot de twee partijen, of
tot een tussengroep, behoorden, wanneer en in welk opzicht ze een rol speel
den, welke de oorzaken en gevolgen van de circa 1350 in Holland en Zeeland
ontstane burgeroorlog waren en welke invloed de raad op de partijvorming
had. Ook kon de eventuele correlatie tussen de opkomst van de standenverte
genwoordiging en het ontstaan van de twisten worden nagegaan. De polarisa
tie en partijvorming, die al een voedingsbodem hadden gevonden in de crisis,
veroorzaakt door de veelvuldige afwezigheid, het financiële wanbeleid en het
plotselinge overlijden van graaf Willem i v, gevolgd door de kortstondige rege
ring van de eveneens vaak afwezige gravin Margaretha, is te verklaren door de
politieke en constitutionele crisis in het landsheerlijk bestuur, in 1349 ontstaan
als gevolg van de abdicatie van Margaretha, de zware financiële eisen door
haar hierbij gesteld en de eigenmachtige inhuldiging van Willem de Verbeider
als graaf. De partij van de Kabeljauwen verzette zich tegen de vervreemding
van overheidsrechten en keerde zich tegen hen die deze rechten hadden verkre
gen. De Kabeljauwen wilden voortaan dergelijke vervreemdingen slechts met
toestemming van edelen en steden laten plaats vinden. Ze kozen in hun ver
bondsakte van 1350 de kant van Willem v. De Hoekse partij, die zich als reac
tie hierop eveneens in 1350 in een verbondsakte aaneensloot, beoogde de gra
felijke rechten van Margaretha en de rechtsorde in het algemeen te handha
ven. De Kabeljauwen hadden volgens Brokken zich overigens niet ten doel
gesteld een constitutionele vernieuwing te bereiken, zoals Niermeyer destijds
aannam.
Sinds 1346 waren er naast de adel ook stedelijke vertegenwoordigers in de
grafelijke raad toegelaten. Zij waren hierin aanvankelijk als representanten
van hun stad en nog niet van hun stand. Standsgewijze vertegenwoordiging
deed zich pas sinds eind 1351 voor. Naast de grafelijke raad, die toen weer het
domein van de adel was geworden; vormde zich een afzonderlijke raad van
stedelijke afgevaardigden; beide raden kwamen in dagvaarten tezamen. De
Kabeljauwse edelen gingen nu de standsgewijze vertegenwoordiging in de dag
vaarten benutten om de stedelijke invloed weer terug te dringen, terwijl ze
eerst steden als Delft, Dordrecht, Haarlem en Leiden, die door Brokken nader
worden bekeken, tot de verbondsakte hadden toegelaten. Niet de standen,
concludeert de auteur, hebben de Hoekse en Kabeljauwse twisten doen ont
staan, maar de standen ontstonden als gevolg van het uitbreken van de
twisten.
Interessant is vervolgens het hanteren door Brokken van de these van Roor-
da over partij en factie in Holland en Zeeland in 1672 bij zijn analyse van de
partijen uit de 14e eeuw. Roorda zag in 1672 het zwaartepunt bij de facties,
groepen van plaatselijke machthebbers met hun aanhang; in een crisis vorm
den zich landelijke partijen als combinaties van de facties. Brokken consta
teert evenwel circa 1350 onder de plattelandsadel - de steden laat hij noodge
dwongen buiten beschouwing - partijvorming naar aanleiding van de landelij
ke politiek en niet vanuit lokale facties of clans. Als gevolg van de twisten
vond er in 1351 in het landsbestuur een wisseling van personen plaats, hetgeen
zich in 1672 slechts in geringe mate voordeed, omdat de stedelijke facties zich
nauwelijks wijzigden.
De these betreffende de relatie tussen familieclans en partijen, zoals de
Franse historicus Heers die voor de Italiaanse middeleeuwen formuleerde,
wordt door Brokken eveneens in zijn onderzoek betrokken. Hij concludeert
dat er circa 1350 in Holland en Zeeland geen clans in de eigenlijke zin beston
den, en dat ook de familiegroepering van Wassenaar-Duvenvoorde, die in de
literatuur bij uitstek gold als centrum van usurpatie van de grafelijke rechten,
geen nauw verbonden, samenhangende clan was. Weliswaar keerden de Ka
beljauwen zich circa 1350 in de eerste plaats tegen deze familiegroepering,
maar deze heeft, in tegenstelling tot wat vroegere schrijvers meenden, slechts
in beperkte mate bijgedragen tot de formatie van de Hoekse partij.
Met dit standaardwerk lijkt voorlopig wel het laatste woord over het ont
staan van de Hoekse en Kabeljauwse twisten te zijn gezegd, afgezien van de rol
van de steden, die, zoals de auteur ook zelf erkent bij gebrek aan detailstudies
niet met dezelfde diepgang is behandeld als waarmee het aandeel van de adel
naar voren is gebracht. Het ziet er echter naar uit, dat een afzonderlijke bestu
dering van de stedelijke rol bij het ontstaan van de twisten de essentie van
Brokkens boek niet fundamenteel kan aantasten.
P. H. J. van der Laan
G. VAN herwijnen e.a. (red.), Historischestedenatlas van Nederland. Afleve
ring 3, M. M. Doornink-Hoogenraad (tekst) en Th. Rothfusz (kaarten), Zut-
fen, Delft, Delftse Universitaire Pers, 1983. 23 blz. met kaarten, 24,75 (voor
leden van de van 18,50)
Op het gebied van de stedengeschiedenis mogen wij ons gedurende de laatste
jaren verheugen in een toenemende hoeveelheid literatuur. Kon reeds een ver
schuiving in belangstelling worden vastgesteld van de meer traditionele ge
schiedschrijving naar een grotere aandacht voor de stedelijke economische en
sociale geschiedenis, sinds kort richt men, vooral naar Duits voorbeeld, zijn
blik in toenemende mate ook op de ruimtelijke ontwikkeling van de Neder
landse steden.
Het meest recente voorbeeld op dit gebied vormt het project van de Histori
sche Stedenatlas van NederlandHet is prettig dat vaart gezet wordt achter een
dergelijke onderneming en dat een jaar na de uitgaven gewijd aan Haarlem en
Amersfoort, in 1983 Zutphen kon worden opgenomen als derde publikatie in
deze serie.1
De werkzaamheden van de Internationale Commissie voor Stedengeschie
denis waarin ons land ook vertegenwoordigd is, vormen de stuwende kracht
182
183