de gedeelte van deze publikatie, dat bestaat uit een woordenlijst van maten en
gewichten met meer algemene informatie. Van alle bekende benamingen en
begrippen wordt kort weergegeven wat er onder wordt verstaan. Het is een ge
heel nieuwe opzet, die de historisch onderzoeker van zeer veel nut zal zijn, om
dat deze informatie tot nu toe slechts zeer verspreid te vinden was.
Tenslotte nog een enkele opmerking van methodologische aard. Terecht
waarschuwt de samensteller in zijn inleiding voor de schijn-exactheid van de
gegeven metrieke waarden der oude maten en gewichten. Alleen een benade
ring is mogelijk. Bovendien is de waarde van een bepaalde maat of gewicht al
leen juist te interpreteren, indien deze wordt beschouwd binnen de historische
context, waarin hij voorkomt. Met name het doel waar deze voor gebruikt
werd, is belangrijk. Daarom is bronvermelding ook zo belangrijk. Dat bete
kent veelal intensief en nauwkeurig archiefonderzoek. Uit het artikel van
h.k. roessingh, 'Gelderse landmaten in de xvneen x vine eeuw. Een empiri
sche benadering' (in: bmgn 84 (1969), 53-98), blijkt hoe problematisch de
zaken kunnen liggen en hoe weinig zeggend in wezen de aangegeven metrieke
waarden in sommige gevallen zijn. Wat begint de gebruiker bijvoorbeeld met
de drie verschillende roeden die onder Arnhem vermeld staan, als hij niet weet
wanneer ieder van die maten gebruikt werd? Het blijven losse gegevens die nog
de nodige aankleding behoeven. Er zal daarom meer onderzoek a la Roessingh
en het door de samensteller genoemde artikel van Zevenboom verricht moeten
worden. Op grond daarvan kan dan, als een ver ideaal, een goede handleiding
voor de onderzoeker die hiermee te maken krijgt, gemaakt worden.
Het moge duidelijk zijn, dat er op dit terrein nog het nodige werk verzet
moet worden. De verschijning van dit boekje is hopelijk een eerste aanzet.
J. Hofman
h. m. brokken, Het ontstaan van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. De Wal
burg Pers, Zutphen 1982, 676 blz., 90,
Voor het eerst sinds 1817, toen de verhandeling van J. C. de Jonge over de oor
sprong van de Hoekse en Kabeljauwse twisten verscheen, is aan de wordings
geschiedenis van de bekende partijstrijd uit de Hollandse middeleeuwen een
geheel op archiefbronnen gebaseerde monografie gewijd. Bekend zijn echter
vooral de namen van de partijen; ontstaan, achtergronden en verloop van de
twisten delen in deze bekendheid niet. Nog onlangs duidde Gerrit Komrij
(nrc-Handelsblad 14-3-1984) Nederland aan als het land van de eeuwige
Hoekse en Kabeljauwse twisten, in die zin dat wij Nederlanders ons volgens
hem te buiten gaan aan kleingeestige vitterijen over details en bijzaken en het
essentiële van vraagstukken uit de weg gaan. Men is, zegt deze schrijver,
Hoeks omdat men niet Kabeljauws is, of omgekeerd. De onbekendheid met
althans het ontstaan van de twisten in de 14e eeuw moet door het verschijnen
van Brokkens boek nu wel sterk verminderen. Als Komrij de conclusies ervan
had gekend, had hij de partijnamen niet gebruikt om hetgeen hij in zijn land
genoten laakt te kenschetsen, want het ging bij het ontstaan van de twisten om
zéér wezenlijke zaken. Het voor ons liggende boek, de handelsuitgave van het
180
proefschrift waarop Brokken, rijksarchivaris van de Derde Afdeling van het
ara, op 30 juni 1981 aan de Rijksuniversiteit te Leiden is gepromoveerd, biedt
veel meer dan de titel aangeeft. Dit kan als een bezwaar worden opgevat, maar
het kan ook positief worden gewaardeerd: het is een handboek, tevens bron
nenboek, voor de politieke en institutionele geschiedenis van Holland in de
eerste helft van de 14e eeuw. De auteur verklaart zelf in zijn inleiding het opne
men van allerlei onderwerpen die niet rechtstreeks het eigenlijke thema raken;
hij stuitte namelijk op een groot gebrek aan detailstudies over onderwerpen
waarvan hij voor zijn hoofddoel kennis nodig had, en die hij daarom maar
eerst zelf schreef. Voorbeelden hiervan zijn de landsheerlijke instellingen en
ambtenaren, de rechterlijke organisatie, de adel en de landsheren van Holland
en Zeeland. Ook miste hij goede bronnenuitgaven, zodat hij een overweldi
gende hoeveelheid bronnenmateriaal als basis voor zijn betoog in noten en bij
lagen opnam. Alleen al het opsporen en verwerken hiervan verdient groot
respect. Als voor het eigenlijke betoog niet voor een klein lettertype en voor
noten en bijlagen niet voor een nog kleiner was gekozen - een omstandigheid
die het lezen bemoeilijkt-was de omvang van het boek mogelijk op het dub
bele uitgekomen.
Het werk is als volgt samengesteld. Na een korte inleiding volgt in drie delen
de eigenlijke inhoud (p. 17-294). Het eerste deel beschrijft 'De Vorsten': het
geeft de politieke geschiedenis over de jaren 1337— 1358, waarin de graven
Willem iv, Margaretha en Willem de Verbeider, sinds 1349 Willem v, centraal
staan en waarin vooral accenten zijn gelegd op gebeurtenissen die van invloed
waren op het ontstaan van de twisten. Het tweede deel gaat over de 'Grafelijke
Raad in Holland en Zeeland, 1337 - 1357', en behandelt derhalve de instituti
onele geschiedenis: samenstelling en functioneren van de raad, tevens van de
ambten van rentmeesters en baljuwen en hun relatie tot de raad, de klerken
van de kanselarij en de opkomst van de standen. Met sociale geschiedenis
houdt zich het derde deel over 'De Partijen' bezig. Hierin worden groeperin
gen als facties, partijen, bondgenootschappen en clans bestudeerd. Dit deel
wordt afgesloten met een analyse van de samenstelling van de partijen en een
evaluatie van aard en betekenis van de twisten. Na een résumé frangais,
destijds voor de promotie als aparte brochure verspreid, volgen de noten (p.
305-439) en de bijlagen (p. 443-630). Het is van belang ook deze bijlagen
hier uitvoerig te vermelden, daar ze in het geheel van deze studie een gewichti-'
ge plaats innemen. De eerste bijlage sluit aan bij het tweede deel en geeft lijsten
van de grafelijke raad en raadsleden van Holland en Zeeland, met de zege
laars, die voorkomen in de subscripties of onderschriften van de grafelijke
oorkonden uit de periode 1337— 1357. Aan de subscripties hecht Brokken
grote waarde als onderdeel van de oorkondetekst, zoals ik ze ook zelf in mijn
oorkondenboek van Amsterdam heb behandeld, welke zienswijze Kruisheer
destijds bestreed. Deze eerste bijlage bevat vijf onderdelen: een presentielijst
per jaar en dag, een notenapparaat hierbij, een lijst van aantallen keren dat de
raden per jaar voorkomen, een lijst van baljuwen en rentmeesters met
ambtstermijn en bronvermelding, en tenslotte biografische aantekeningen van
de 76 gewone raadsleden uit hetzelfde tijdvak 1337- 1357. De tweede bijlage
omvat een chronologische lijst van de amnestie-oorkonden van Willem v
(1354- 1357) met de namen van de ballingen en hun zoengeld, toegankelijk
181