de. Op 7 januari 1964 ontving ik op mijn toenmalige kantoor aan de Amster
damse Herenmarkt vijf pakken met periodieken en verslagen om er bruikbare
kopij uit te distilleren. Op de dag dat ik mejuffrouw Versprille als bestuurslid
opvolgde kon ik de vorige redacteur al zeven bijdragen ter hand stellen.
Zo heb ik er in de afgelopen jaren 301 geleverd, die waren gebaseerd op mij
als redacteur toegezonden drukwerk: boekbesprekingen en -aankondigingen,
technisch nieuws, berichten en personalia. Het was een opluchting dat deze
laatste - o.a. de uitslagen van de archief-examens die ik eerst op alfabet moest
zetten - twee jaar geleden naar Nieuws van archieven konden doorschuiven.
Mijn door de voorzitter genoemde bijdragen, zoals de congresverslagen van
Brussel en Moskou en de artikelen over het besluit Post- en Archiefzaken en
het indicateurstelsel in Amsterdam, vallen dus buiten het bovengenoemde
aantal veelal ongesigneerde bijdragen.
Het redacteurschap, zeker als men het in z'n eentje uitoefent, vergt een grote
mate van beschikbaarheid. Artikelen en drukproeven bereiken je veelal op da
gen, dat er juist dringend iets anders te doen is aan plicht of plezier. Vakanties
kwamen er wel eens door in het gedrang. Gelukkig heb ik daarbij grote morele
en daadwerkelijke steun ondervonden van mijn vrouw en ik stel het zeer op
prijs dat de voorzitter haar daarvoor zoeven gehuldigd heeft. Voor haar was
het wel eens zwaarder dan voor mij, die op de middelbare school-het
Amsterdams Lyceum - leefde onder de zinspreuk lek dien en die nu in de
Lionsclub Amsterdam Overamstel het devies We serve tot het mijne maak.
Van de firma Van der Kamp heb ik steeds bijzondere medewerking onder
vonden en daarbij verdient zeker de naam van de heer A. J. Scheltes genoemd
te wordenToen ik eens met een excursie van de vereniging Hendrick de Keyser
in Groningen kwam, ging ik even in de Sint Jansstraat langs om kopij af te ge
ven. Omdat de heer Scheltes nog nadere informatie nodig had - de desbetref
fende aflevering moest spoedig verschijnenzond hij een van zijn medewer
kers achter de excursiegangers aan en zo kon ik in de Kijk in 't Jatstraat of
daaromtrent de komende uitgave bespoedigen. Ook is de heer Scheltes wel eens
op een zaterdagmorgen bij mij thuis proeven komen bespreken. Gedurende de
poststaking in november jongstleden heeft een der directeuren van Van der
Kamp, de jonge heer De Jager, persoonlijk als bode gefungeerd tussen Gronin
gen en Amsterdam, zodat mijn laatste aflevering werkelijk in het daarop ver
melde kalenderjaar kon verschijnen. Ik ben dan ook ontzettend blij dat het
Archievenblad -nadat daar enige tijd vraagtekens bij geplaatst waren-
aan de zorgen van onze aloude drukker blijft toevertrouwd.
Als voorzitter heb ik behalve de huidige in de bestuursvergaderingen de colle
gae Formsma, Van Buytenen, Ribberink, Renting, Pirenne, Woelderink en
Schimmelpenninck van der Oije meegemaakt. Het verheugt mij dat vier hun
ner hier thans aanwezig zijn. Aan allen bewaar ik de aangenaamste herinnerin
gen, evenals aan de secretarissen, penningmeesters en andere bestuursleden.
Alle namen noemen kan niet, zij zijn te vinden in de bijlagen van de inventaris
van de verenigingsarchieven, die onze huidige secretaris maakte. Slechts vier
personen wil ik speciaal vermelden: Engelien de Booy, die er voor zorgde dat
de bestuursleden elkaar bij de voornaam gingen noemen en die de vergaderin-
174
Afscheidswoorden van mr. J. H. van den Hoek Oslende
(Foto: F. J. M. van der Wijden, Gemeentearchief Haarlem)
gen bij haar thuis met de hond Balthazar en de open haard tot iets heel bijzon
ders maakte; Piet Graafhuis, dank zij wie het Archievenblad in 1973 een ande
re omslag kreeg; Henk van Veldhuizen, destijds vertegenwoordiger van de
Vereniging van Wetenschappelijke Archiefambtenaren in Overheidsdienst in
ons bestuur, die in de discussies vaak zo verrassend uit de hoek kwam, en de
aimabele Léon Hustinx, onze in het voorjaar van 1981 overleden secretaris.
De laatste maanden was ik als redacteur al vrijwel op non-actief, omdat mijn
opvolgers hun werk aan de eerste aflevering van dit jaar in december begon
nen zijn. Ik kan eerlijk zeggen, dat ik al begonnen ben met een zekere tevre
denheid en niet zonder opluchting op de afgelopen periode terug te zien. En ik
kan daaraan toevoegen, wat misschien nog niet iedereen weet, dat ik redacteur
van Amstelodamum geworden ben als opvolger van mevrouw Van Eeghen,
die die taak 34 jaar vervuld heeft. Ik wens de collegae Meeuwissen, Brood,
Polak, Adam en Hol evenveel voldoening toe in hun juist aangevangen taak
als ik ondervind in de mijne. Moge hun werk bijdragen tot de groei en bloei
van onze vereniging en van het Nederlandse archiefwezen!'
175