samenstelde, het contact met rubriekmedewerkers, correspondenten en met de Erven Van der Kamp onderhield. Daarnaast was Van den Hoek Ostende -als ik afzie van zijn vele activiteiten voor het Amsterdamse gemeentear chief, de monumentenzorg en Amstelodamum - correspondent van Archi- vum, het jaarboek van de Internationale Archiefraad, waaraan hij vele malen bijdroeg. Dames en heren, bij het afscheid van een bestuurslid wordt, naar oude ge woonte, in de ledenvergadering geen geschenk gegeven. Vanavond zullen wij in kleine kring Van den Hoek Ostende en zijn vrouw uiteten en hem dan uit naam van de bestuursleden een cadeau overhandigen. Er is echter één ge schenk dat, bij hoge uitzondering, de ledenvergadering van de Vereniging kan aanbieden. Ik heb de eer u, namens het bestuur, voor te stellen mr. J. H. van den Hoek Ostende, wegens zijn grote verdiensten voor de Vereniging in de twintig jaar gedurende welke hijals bestuurslid en als redacteur de Vereniging heeft gediend, te benoemen tot erelid.' Met een hartelijk applaus toont de vergadering zich met het voorstel te vereni gen. Vervolgens spreekt mr. J. H. van den Hoek Ostende de volgende woorden: 'Dames en heren leden van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, waarde collegae. Nu ik na twintig jaar de bestuurstafel ga verlaten, heb ik natuurlijk enige dingen overdacht die ik hier tot u zou willen zeggen. Maar voor ik dat doe, moet ik eerst mijn grote erkentelijkheid uitspreken voor de bijzondere onder scheiding die mij zo juist door uw vergadering op voorstel van het bestuur is toegekend. Ik ben daardoor zeer verrast, hieraan had ik geen moment ge dacht. Het verheugt me, dat dit afscheid zich voltrekt in deze historische omgeving aan het Spaarne. Het is een decor dat mij beter ligt en meer aanspreekt dan de Utrechtse Neudeflat, waar ik op 20 februari 1964 tot bestuurslid werd be noemd, en de Technische Hogeschool in Eindhoven, waar ik op 26 maart 1969 collega Struick als redacteur opvolgde. Gaarne wil ik u allen dank zeggen voor het vertrouwen dat mij als redacteur geschonken is gedurende deze vijftien jaar. En in het bijzonder wil ik hen dan ken, die op enigerlei wijze daadwerkelijk aan het Archievenblad hebben mee gewerkt, hetzij door het leveren van bijdragen, hetzij door hun medewerking aan verslagen van studiedagen, hetzij door het geven van inhoud aan de vaste rubrieken Boekbespreking, Archiefrecht, Kroniek en Berichten. Zonder ie mand te kort te willen doen noem ik mevrouw De Booy, die altijd bereid was over familiearchieven te schrijven en inventarissen op dat gebied te bespreken, voorzitter Ketelaar voor het Archiefrecht, oud-voorzitter Woelderink, me vrouw Pieterse en de heren Ernst, Krans en IJsseling voor de Kroniek en wat dat betreft in mijn begintijd als redacteur ook ons erelid-mijn mede-erelid mag ik nu zeggen - dr. W. J. Formsma. Vijftien jaar redacteurschap had logischerwijs 60 afleveringen moeten ople veren, maar het zijn er dankzij de studiedagnummers 64 geworden. In mijn eerste jaar 1969 bracht ik maar twee afleveringen uit van respectievelijk 56 en 172 Mr. J. H. van den Hoek Ostende voor de laatste maal achter de bestuurstafel. (Foto: F. J. M. van der Wijden, Gemeentearchief Haarlem) 72 bladzijden. Een van de laatste jaargangen had een gecombineerde tweede en derde aflevering en er zijn zeven extra-afleveringen geweest. Het begin was dus maar bescheiden en ik schrok dan ook wel toen voorzitter Renting kenbaar maakte dat een nummer als regel 80 pagina's moest hebben. Het gewenste aantal werd echter spoedig gehaald en kort daarna al overschre den. Nu ligt de norm bij 96 pagina's en deze stijging is niet voor niets. Er is zo veel meer te doen in de Nederlandse archiefwereld dan vijftien of twintig jaar geleden. Dat bleek al uit de jaarrede, die de voorzitter zo juist gehouden heeft. Men kan het ook zien in het overzicht van commissies en vertegenwoordigin gen van onze vereniging, dat de laatste jaren in het Archievenblad wordt gepu bliceerd. Het aantal inventarissen dat verschijnt, bij menige archiefdienst zelfs in het kader van een serie, is zeer toegenomen. Het moet mij van het hart, dat het mij spijt, dat van deze inventarissen in het Archievenblad vaak niet meer te vinden is dan een vermelding onder Wij ontvingen. De zwaarste taak van de redacteur van een vaktijdschrift als het onze ligt niet in de drukproeven hoe tijdrovend die ook zijn kunnen maar in het vinden van recensenten. Daar zit wel een dagtaak in, want als men een toezegging heeft moet er nog dikwijls op nakoming worden aangedrongen. Contacten met de docenten inventariseren van de rijks archiefschool hebben in deze nog niet tot een oplossing geleid. Ik hoop van harte dat mijn opvolgers hierin beter zullen slagen. Dat hoop ik ook voor de Kroniek, dat er regelmatig kopie moge komen uit de gelederen van de commissie buitenland. In de beginjaren vulde ik zelf, in navolging van wie voor mij waren, de ru briek Berichten met uittreksels uit de toegezonden jaarverslagen. Daarmee was ik trouwens op verzoek van collega Struick al begonnen toen ik als bestuurslid nog maar pas gevraagd was, zoals de voorzitter zojuist memoreer- 173

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 43