groep, omdat er intussen ook hoogleraren van de universiteiten van Bochum
en Osnabrück in participeren. Elk hunner heeft de wetenschappelijke leiding
van een door een of meer wetenschappelijke medewerkers met hulp van
student-assistenten uitgevoerd onderzoeksproject. Ofschoon men in dit ver
band te Munster van Projekte spreekt, dragen die mijns inziens in onze Neder
landse ogen veeleer het karakter van onderzoeksprogramma's, omdat ze lang
lopend van aard zijn (een niet gering aantal ervan loopt al acht jaren) en om
dat elk ervan resulteert in een voortgaande stroom van publicaties. Van de
zestien programma's die eind 1982 in uitvoering waren, dateerde iets meer dan
de helft uit de jaren 1976- 1977, de overige uit latere jaren. Deze
programma's worden goeddeels via de betrokken universiteiten gefinancierd
door de Deutsche Forschungsgemeinschaft, een duidelijke indicatie hiervan,
dat de zogenaamde 'tweede geldstroom' in de Bondsrepubliek een heel wat be
langrijker functie in het kader van de financiering van historisch onderzoek
heeft dan het relatief magere zwo-stroompje bij ons. Extern wordt dit Son
derforschungsbereich vertegenwoordigd door een bestuur, het Kollegium zur
Förderung vergleichender Stadteforschung an der Universiteit Munster,
waarin alle gereputeerde programmaleiders zitting hebben.
Ik zei zoeven al, dat dit Sonderforschungsbereich 164 in hoge mate met het
instituut verstrengeld is. Dit blijkt niet alleen hieruit, dat het secretariaat van
dit universitaire samenwerkingsverband in het Institutfür vergleichende Stad-
tegeschichte gevestigd is, maar ook daaruit, dat dit instituut mede de 'werk
plek' is van een deel-naar mijn schatting ongeveer de helft-van de weten
schappelijke medewerkers, die belast zijn met de uitvoering van de onder
scheidene programma's van het meergenoemde Sonderforschungsbereich. De
in dit instituut werkzame onderzoekers - en ik schat hun aantal op zo'n twaalf
a vijftien, de student-assistenten alsmede het technische en administratieve
hulppersoneel niet meegerekend - hebben aldus een verschillende status: som
migen zijn in dienst van het instituut zelf, anderen zijn in dienst van de univer
siteit en alleen maar op het instituut gedetacheerd. Maar ondanks deze status-
verschillen zorgt deze symbiose van historische onderzoekers, allen bezig met
enigerlei aspect van de stedengeschiedenis, er dan toch maar wèl voor, dat het
instituut feitelijk een echt centrum voor stedenhistorisch onderzoek vormt en
dat van een omvang, die voor ons wel altijd een fata morgana zal blijven.
1 Het grondslagenonderzoek van het instituut
Wat voor onderzoek wordt er nu door de op dit instituut werkende onderzoe
kers verricht en wat is-om dat verschrikkelijke woord mijns ondanks te
gebruiken-de 'output' ervan?
Hoewel zich ook voor wat de gepubliceerde onderzoeksresultaten betreft
een sterke verwevenheid manifesteert tussen de 'produkten' van het instituut
en die van het Sonderforschungsbereich, zal ik ook te dezen weer eerst het in
stituut en dan de universitaire werkgroep vergelijkende stedengeschiedenis be
handelen.
Wat het instituut betreft moeten we onderscheiden tussen enerzijds de per
manente Grundlagenforschung ten behoeve van de basistaken van het insti-
158
tuut, anderzijds het meer incidenteel geaarde onderzoek in het kader van de
maatschappelijke dienstverlening van het instituut. Het grondslagenonder
zoek dat binnen een door de Internationale Commissie voor Stedengeschiede
nis gecoördineerd programmatisch kader plaatsvindt, betreft theoretisch vier
basistaken van het instituut, waarvan er tot dusverre uit geldgebrek - ook
daar een verre van onbekend fenomeen slechts twee daadwerkelijk geëffec
tueerd werden en worden, te weten:
De werkzaamheden ten behoeve van de historische stedenatlassen. Door het
instituut worden twee stedenatlassen geproduceerd, namelijk enerzijds de zo
genaamde Deutsche Stadteatlas, die volgens plan zeventig uitgekozen Duitse
steden zal omvatten en waarvan in 1973 en 1979 reeds twee afleveringen ver
schenen, die respectievelijk tien en vijftien steden omvatten, terwijl een derde,
eveneens vijftien steden omvattende aflevering pas verschenen is, anderzijds
de Westfalische Stadteatlas, die volgens plan tweehonderd Westfaalse steden
omvatten zal en waarvan in 1975 en 1981 reeds twee, elk vijftien steden omvat
tende afleveringen verschenen.
Beide stedenatlassen zijn in beginsel op dezelfde wijze ingericht. Aan elke
bewerkte stad is een afzonderlijke map met kaarten gewijd, voorzien van een
begeleidend commentaar van de bewerkers en een aantal oude stadsgezichten,
bij voorkeur aanzichten 'in vogelvlucht', die in een indruk geven van het uit
wendige aanzien van zo'n stad in vroeger eeuwen. Basis- of kernkaart is de
eerste, vroeg-19c-eeuwse Duitse kadasterkaart (begonnen in de jaren
1821 - 1822), in vier kleuren uitgevoerd op een schaal van 1:2500. In aanvul
ling op de originele kadasterkaart zijn deze basis- of kernkaarten van naams-
aanduidingen en hoogtelijnen voorzien. Deze basiskaart geeft de toestand van
zo'n stad aan de vooravond van het industrialisatietijdperk weer. Naast deze
basiskaart behelst elk mapje een aantal bijkaarten, waaronder in elk geval
steeds een uit dezelfde periode als de eerste kadasterkaart daterende zoge
naamde Umlandkarte op een schaal van 1:25.000, die de naaste omgeving van
de stad weergeeft, een zogenaamde Wachstumsphasenkarte, die een aantal
successieve groeifasen van zo'n stad sinds de middeleeuwen uitbeeldt alsmede
een modern, hedendaags zogenaamd stadsplan op een schaal van 1:5000. Tus
sen de schalen van de verschillende bijkaarten en die van de kernkaart bestaat
een vaste verhouding, bijvoorbeeld 1:2 of 1:10, wat het gebruik van de ver
schillende kaarten in onderling verband vergemakkelijkt.
Deze kaartenmappen zijn niet alleen uitstekend bruikbaar in het kader van
historisch stadsonderzoek van velerlei aard (waarbij o.m. te denken valt aan
stadskernonderzoek, historisch-stedebouwkundig en kunsthistorisch onder
zoek, historisch geografisch en economisch-historisch onderzoek, kerkhisto
risch onderzoek enz.), maar ook bij het onderwijs, in het kader van de
bestuurlijke zorg voor zogenaamde beschermde stadsgezichten, in dat van de
monumentenzorg, van stadssaneringen, van de milieubeschermingszorg en
van het bouwtoezicht alsmede voor planologische doeleinden. Zelfs voor re
presentatieve doeleinden en ter bevordering van het vreemdelingenverkeer
worden ze door sommige steden gebruikt. Als leek op dit gebied moet ik be
kennen dat ik ten zeerste onder de indruk was van een bezoek aan de desbe
treffende afdeling van het instituut, waar deskundige, gediplomeerde kaarten-
tekenaars, omringd door foto's, facsimiles en originele plattegronden en met
159