Lijsten van voor vernietiging in aanmerking komende stukken die alle over heidsorganen betreffen, bestaan in de socialistische landen, maar ook in Is rael. In Finland streeft men ernaar in 1987 een dekking van alle overheidsorga nen met vernietigingslijsten te hebben. Nederland noemde als streefdatum 1993. In verschillende landen bestaan algemene vernietigingslijsten (betreffen de stukken die bij alle overheidsorganen voorkomen, zoals personeelsdossiers en comptabele stukken), naast lijsten specifiek voor bepaalde organen. Het rapport van Franz gaat in op de praktijk van samenstelling en uitvoering van de vernietigingslijsten. Substitutieverfilming is internationaal de term voor verfilming van archief bescheiden en vervolgens vernietiging van de originelen (in ons land wordt met substitutiefotografie veelal bedoeld het vervaardigen van reprodukties die door het publiek in de plaats van de overigens te bewaren originelen kunnen worden geraadpleegd). Substitutie verfilming wordt echter nog weinig toege past, vooral vanwege de kosten. Maar sommige internationale organisaties, zoals de World Health Organization en de Food and Agriculture Organizati on, passen substitutiefotografie op grote schaal toe. Weilbrenner (Canada) vroeg de aandacht voor nieuwe mogelijkheden als de beeldplaat. Zijn kritiek dat Franz' rapport teveel descriptief is en niet ingaat op de toekomstige uitdagingen was juist, maar miskende de fasering die inter nationale meningsvorming nu eenmaal kenmerkt: eerst na kennisneming van de actuele situatie kan men komen tot synthese en analyse en vervolgens tot beleid voor de toekomst. Verbazingwekkend was de mededeling van Fenglou dat de toeneming van dynamische archieven in China (nog) geen groot probleem is. In veel ontwik kelingslanden, aldus Akinfemiwa (Nigeria), ontbreekt een wettelijke basis voor records management (registratuur). Het beleid van Warner, archivist of the United States, is gericht op 'nul-groei' van de federale records centres: er moet evenveel worden vernietigd c.q. aan de federale archiefdienst worden overgedragen als er binnenkomt vanuit de administratie. Het afgelopen jaar gaf voor het eerst een daling van de aanwas aan archieven in de Amerikaanse records centres te zien. Dit wordt bereikt door kortere bewaartermijnen (voor de belastingaangiften bijvoorbeeld is de termijn verlaagd van 7 tot 5 jaar), striktere selectie en het bij de administratie bevorderen van het overzetten op microfilm. Booms (Prasident des Bundesarchivs, brd) vraagt of niet ook sprake is van inflatie van het onderzoek: moeten we werkelijk iedere vraag kunnen beant woorden en daartoe alle papier bewaren? Franz concludeert dat het probleem van de papierexplosie meer klemmend is in landen met een gecentraliseerd staatsbestuur. Het lijkt mij toe dat dit wel juist is vanuit het gezichtspunt van een nationale archiefdienst, maar niet als men het archiefwezen in een land als geheel bekijkt. Roper wijst op de omvang van de 'case-files': series dossiers in zake een gelijk onderwerp, maar elk een individueel geval betreffende. Deze informatie wordt hoe langer hoe meer alleen in machine-leesbare vorm be waard. De archivaris moet in een vroeg stadium bij de automatisering worden betrokken. De ontwikkeling naar een 'less paper office' of zelfs een 'paper less office' bergt het gevaar in zich dat de verschillende stadia van besluitvor ming niet meer gedocumenteerd blijven. Volgens recente berekeningen van 138 het Public Record Office in Londen is microverfilming om ruimte te besparen nog steeds duurder dan het bewaren van de originelen. Favier waarschuwt voor de tendens bij de administratie om, ter wille van de geschiedschrijving van de eigen dienst, alles te bewaren. Beoordeling van de historische relevantie blijve echter een taak van de archivaris. Ketelaar haakt in op Ropers woorden: archivarissen moeten zich actief bemoeien met de kan toorautomatisering als middel om de papierexplosie te stoppen. Ook Gauye (Zwitserland) en Franz bepleiten een actieve opstelling: de archivaris beperke zich niet tot wat de administratie hem in de schoot werpt. Sampling De tweede werkzitting was gewijd aan 'sampling' als mogelijkheid om de mas sa's papier te reduceren. Sampling is het slechts bewaren van een voor het ge hele bestand representatief deel. Dat kan gebeuren door selectie van enkele specimina (zoals bij ons bijvoorbeeld toegepast bij het archief van de Effec tenregistratie)1 of een chronologische selectie, bijv. de bescheiden van elk tien de jaar. Ook kan men van enkele kantoren het archief geheel bewaren en van de andere geheel vernietigen (in Nederland: toepassing van de 'museum gedachte' bij de rechterlijke archieven).2 Een derde methode is de statistische steekproef, bij voorkeur met behulp van een 'random number table', maar ook vast toegepast met andere criteria: bijv. vernietiging van alle dossiers van personen wier achternaam met een bepaalde letter begint of wier registratie nummer of geboortedatum op bepaalde cijfers eindigt. Zo worden in Dene marken medische en andere persoonsdossiers geselecteerd van personen gebo ren op de le, 11e en 21e van de maand om 10% over te houden en op de le, 6e, 11e enz. als een 20% steekproef vereist wordt. Het stadsarchief in Keulen be gon zo'n twintig jaar geleden met alle dossiers van personen wier achternaam met een h begint te selecteren voor bewaring. Dit had tot gevolg dat buitenlan ders uit mediterrane landen (waar nauwelijks achternamen met een h begin nende voorkomen) niet in de steekproef vertegenwoordigd waren. De steek proef is daardoor niet a-select en, statistisch gezien, onbruikbaar. In zeventien landen (38% van de respondenten op de enquête) worden sampling-technieken gebruikt. Maar tot nu toe blijkt dat de door deze metho den geselecteerde dossiers niet of nauwelijks door de onderzoekers worden ge bruikt. Roper wijst in zijn inleiding erop dat sampling niet geschikt is voor beleids dossiers, noch voor bestanden met een variëteit aan onderwerpen. Sampling van case files geschiedt alleen voor statistische doeleinden; het kan de onder zoeker die een bepaald individueel dossier zoekt (genealogen:) niet helpen. Voor kwantitatief onderzoek heeft alleen de random-sample waarde, maar die is in het archiefwezen slechts beperkt toepasbaar. De omvang van de steek proef hangt af van die van het totale bestand en van het aantal variabelen. Ketelaar doet een (geslaagde) poging de discussie te verlevendigen door zich principieel tégen sampling te verklaren. De administratie vormt archieven niet met het oog op toekomstig historisch-statistisch onderzoek. Elke bemoeienis met het gevormde archief om dit voor onderzoek te modelleren komt neer op re-creatie, dus op vervalsing. 139

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 26