3
Praktijk van vroeger en nu
Een korte terugblik op wat vakgenoten in het verleden over indicering hebben
gepubliceerd maakt duidelijk dat er na het verschijnen van de Handleiding
weinig fundamenteel is gediscussieerd. De Handleiding geeft overigens alleen
maar aanwijzingen over indices op een inventaris of regestenlijst, maar het
doet er natuurlijk helemaal niet toe of achter een naam alleen een paginanum
mer of een heel regest staat.
Een zekere steun geven ook de Richtlijnen voor het uitgeven van historische
bescheiden, maar het blijven richtlijnen. Indexen op RGP-delen hanteren dan
ook rustig het patroniem als woord waarop gerangschikt wordt.
Ieder van ons zit echter vaak nog opgescheept met indices die in het verleden
zijn vervaardigd, vaak zonder enige richtlijn. We zijn met hun gebreken ver
groeid geraakt. Ook de producten van amateurs werden en worden in de ar
chiefwereld dankbaar geaccepteerd omdat, hoe dan ook, meer gegevens toe
gankelijk worden. Wie van ons moet daarna in deze transcripties en indices
geen wijzigingen aanbrengen om de huisregels nog enigszins te handhaven?
Het gevolg is dat al met al bij één archiefdienst het bedje voor de bezoeker
gespreid ligt met een lappendeken van laatjes, schriftjes, banden en fiches met
'moderne' indices. Er is geen norm, geen vast criterium, geen huisstijl. Daar
naast ontbreekt vaak ook een verantwoording van de voor een index aange
houden criteria.
Is uniformering dan nodig en mogelijk? Gezien de vele manjaren achter
stand op tal van fronten mag indicering voor archivarissen geen hogere priori
teit hebben dan inventariseren. Maar voor het publiek, dat in steeds breder la
gen op ons afkomt, is uniformiteit in moderne toegangen een absolute nood
zaak, en daarmee ook weer voor onszelf, willen we niet verdrinken in het aan
tal bezoekers dat zelfs bij eenvoudige onderzoeken al vastloopt in de toegan
gen en onze tijd voor begeleiding vraagt.
Als uniformering al mogelijk is, waar moet men dan vanuit gaan?
4
Alfabetisch-lexicografisch of -fonologisch?
Op het ogenblik dat fiches met namen gerangschikt moeten worden kan men
twee kanten uit: de alfabetisch-fonologische of de alfabetisch-lexicografische
richting. Allereerst nu de alfabetisch-lexicografische richting, d.w.z. alfabe
tisch op eerste letter en vervolgens binnen die letter het alfabet herhaald zoals
het gegeven zich aanbiedt. Verdere toelichting is niet nodig, ieder kent het al
fabet.
Echter, naast regelrechte verbasteringen komen altijd talloze spellingsver
schillen voor. Die laatste groep is te onderscheiden als men de uitspraak be
luistert. Zonder ingrepen wordt het zoeken in een strikt alfabetische index een
eindeloos karwei, ook al worden volgens mevrouw Bos de problemen opgelost
door verwijzingen. Strikt genomen moet er dan bij elke variant een lijstje met
andere varianten geplaatst worden. Wie nu bijvoorbeeld een vergelijkend on
derzoek wil instellen naar de frequentie van boekveilingen met bepaalde
128
Haagse boekverkopers is met dit systeem nog niet jarig, omdat hij de gehele 70
jaar oude index op rekesten (die 5 strekkende meter groot is) moet doorploe
gen op alle door hem van te voren bedachte varianten.
Tegen zo een systeem zijn de volgende bezwaren aan te voeren:
1 de omvang: een groot deel van de index gaat bestaan uit zie oo/r-verwijzingen;
2 er wordt in de namen geen keuze gemaakt; elke variant heeft dezelfde waarde.
Wie alle varianten honoreert met een eigen plaats in het systeem kweekt op die
manier in zijn studiezaal wel een vaste kern bezoekers;
3 voor verwijzingen wordt geput uit het toevallig reservoir van namen binnen
één index. Dat kunnen toevallig net obscure, heel bijzondere varianten zijn.
De mogelijkheid om indexen te koppelen ontbreekt.
'Wellicht is er nog een andere verdediging van het alfabetisch-fonetische
systeem te bedenken' schrijft mevrouw Bos. Die verdediging nemen wij hier
onder op ons.
5
Alfabetisch-fonologische rangschikking
Een manier om als maker en gebruiker greep te krijgen op het aanbod is het
normaliseren van namen. Van der Laan beval dat al aan voor voornamen en
ook de (ook door mevrouw Bos geciteerde) Richtlijnen wijzen daarheen. Alle
varianten dus onder de paraplu van een standaardnaam. Welk principe, welke
regels hanteren we daarbij? En hoe komen we af van al die verwijzingen die
omslachtig, vaak gebrekkig en ruimtevretend zijn? Met andere woorden, hoe
vindt een gebruiker vlot en zonder omwegen de door de indexmaker gekozen
naam?
De oplossing is bekend: geef de gebruiker een eenvoudige basis waarmee hij
zelf de genormaliseerde naam kan bedenken. Die basis hebben we als we de
uitspraak als uitgangspunt nemen. Immers, op dat niveau worden spellingsva
rianten vanzelf geneutraliseerd. Ieder die werkt in of aan een groot bestand
aan oude namen heeft de ervaring dat een variabele schrijfwijze voor hem
steeds minder een probleem vormt. Hij leest als het ware automatisch de meest
voor de hand liggende en volledige naamsvorm zachtjes voor zich uit. Een
diep geworteld respect des noms weerhoudt hem ervan de aangetroffen spel
lingsvariant ook werkelijk om te zetten in een moderne vorm. Bij fonologische
ordening moet men nog al wat concessies doen: het respect des noms moet ver
minderen, soms is het verstandig de tweede of derde voornaam als ordenings
criterium uit de schakelen omdat die bepaalde verbanden weer kunnen ver
duisteren. De overblijvende rompnaam of naamromp hoeft echter niet verder
te worden gemoderniseerd. Het enige dat men heeft te doen is hem te voorzien
van een 'kop'. Deze 'kop' bestaat uit de uitgeklede familienaam c.q. voor
naam, ontdaan dus van alle letters die bij de uitspraak geen rol spelen. Op deze
manier wordt bereikt dat het aantal te ordenen familienamen beperkt blijft.
Pas als de voor dit systeem gekozen familienamen zijn gebundeld tot grotere
eenheden hoeft aandacht aan de voornamen te worden besteed. Wij haasten
ons te verklaren dat verwijzingen altijd nodig blijven, maar dan alleen bij die
varianten die niet aan het criterium voldoen dat zij bij uitspreken herkend
129