Bijlage Richtlijnen voor liet samenstellen van indices op archiefinventarissen Voor het samenstellen van de achter dit artikel gevoegde regels werd een om vangrijk aantal archiefinventarissen van ouder en jonger datum op verschei dene punten met elkaar vergeleken en geanalyseerd. Naast het methodische aspect werd vooral gelet op de indicering van patronymica en herkomstna- men, de aanduiding en namen van weduwen, vrouwen en kinderen en de spel lingwijze der namen. Het zij hier nogmaals benadrukt dat we spreken over zestiende tot achttiende eeuwse archieven. Enkele 'hete hangijzers' De spellingwijze Regel 4 dient het gemak van de onderzoeker. In de praktijk namelijk zoekt men eerder bij de moderne spelling, dan bij de vaak variabele en soms moeilij ke en onverwachte oude spellingwijze. Regel 77 van de richtlijnen van het nhg schrijft voor dat als norm voor de spelling van de geslachtsnaam de wijze geldt waarop iemand zijn eigen naam schrijft. Deze stellingname is allerminst houdbaar om de volgende redenen: 1 het kwam zeer zelden voor dat iemand zijn eigen naam schreef, dat deed de opsteller van het geschrift; 2 die opsteller spelde de naam zoals hij hem hoorde en/of gewoon was te schrij ven. Een standaardspelling was nog verre van aanwezig. In feite sluit regel 4 van onderstaande regels meer aan bij het tweede deel van regel 77 van het nhg die zegt dat bij verschil in de spelling der geslachtsnamen die spelling wordt opgenomen die de bewerker het minst ongewoon voor komt, met andere woorden: de moderne schrijfwijze. Patronymica en herkomstnamen Bij ruwweg de helft der onderzochte inventarissen werden de patronymica op de voornaam geïndiceerd. De redenering hierbij is dat patronymica tot 1811 nog niet als familie- c.q. geslachtsnaam kunnen worden beschouwd. Im mers, het patronymicum was er slechts om personen met dezelfde voornaam van elkaar te onderscheiden. Was ook het patronymicum hetzelfde, dan bood het meervoudig patronymicum vaak uitkomst. Door echter Jan Hendriks te indiceren bij de 7, op de voornaam dus, verliezen we drie wezenlijke zaken uit het oog. Ten eerste wordt de persoon als Jan Hendriks in de stukken vermeld. Schepenen noteerden niet 'Op huyden compareerde voor ons Jan', maar 'Op huyden compareerde voor ons Jan Hendriks'In de ambtelijke sfeer is Hen driks dus de naam geworden. Maar ook Jans broers, Peter en Hendrik, wor den in de stukken Hendriks genoemd. Ergo: het patronymicum is familie naam (let wel, niet geslachtsnaam) geworden, en nu is de vóórnaam er slechts om personen met dezelfde achternaam van elkaar te onderscheiden. Ten der- 120 de: of iemands 'achternaam' nu een patronymicum, herkomstnaam (Van Til- borgh, Van Deventer e.d.) of eventueel beroepsnaam (De Bakker) is, is van geen enkel belang. De indiceerder treft die achternaam zo aan, de onderzoeker refereert ernaar, en daarom wordt ook op achternaam geïndiceerd. Deze regel wordt onderschreven door P. H. J. van der Laan in zijn voordracht over indi ceren op de studiedagen van de van in 1973.13 De benaming van weduwen, vrouwen en kinderen Hoewel regel 11 tamelijk voor zich spreekt, toch een kleine toelichting op de totstandkoming. Uitgangspunt was voor ons de eigen naam. De getrouwde vrouw behield ook haar eigen meisjesnaam (lees: achternaam). Viel die weg, zoals in het geval van Anna Gerrit Jansweduwe, dan zagen wij daar geen reden voor om ineens op de naam van de man in indiceren. Dat zou inconsequent zijn t.o.v. ons uitgangspunt. Anna is nu de eigen naam, en die moeten we respecteren. Een verwijzing bij de naam van de man helpt die onderzoeker die onbekend is met de naam van Gerrit Jans' eega. Het voorbeeld van Cornelia van Heusden geldt slechts dan als én de meisjesnaam én de 'huwelijksnaam' bekend zijn. Richtlijnen 1 Een archiefinventaris moet worden voorzien van een index op persoons- én op geografische namen. Bij een omvangrijke hoeveelheid namen worden de twee indexen gescheiden opgenomen. Is het aantal te indiceren namen van geringe omvang, dan worden de twee indexen gecombineerd tot één. In dit geval moet het onderscheid tussen de persoons- en geografische namen typografisch dui delijk naar voren komen: de geografische namen in light ItalicK, de persoons namen in courier. 2 Indien aan de eigenlijke inventaris een uitgebreide inleiding vooraf gaat, kan de inventarisator in overweging nemen om tevens deze inleiding te indiceren. Kriterium hiervoor kan zijn het grote aantal namen die de inleiding bevat en het belang van die namen voor de raadpleger. Behalve voor naamlijsten, bena- dere men de eventuele bijlagen op dezelfde wijze. De in de inleiding voorko mende namen van samenstellers, schrijvers en schenkers van stukken worden niet in de index opgenomen. 3 De namen worden in de index op alfabetisch-lexicografische wijze gerang schikt. De komt gewoon voor onder de y. De ij wordt opgenomen onder de 'Lijster' bijvoorbeeld komt dus vóór 'linde'. 4 Wanneer dezelfde achternaam verschillend gespeld wordt, wordt die in de in dex opgenomen in de vorm die het dichtst de tegenwoordige schrijfwijze bena dert. Sterk afwijkende varianten (met een andere beginletter of een duidelijk andere klank!), worden tussen haakjes achter die moderne vorm opgenomen. Ook worden zij in de index op hun lexicografisch bepaalde plaats opgenomen, waarbij verwezen wordt naar de moderne vorm. 121

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 17