De Brabantse patiënt genezen Voorstellen voor het samenstellen van indices op archiefinventarissen J. H. M. Janssen en H. Th. M. Roosenboom zijn-loopt het contact via het Centraal Register van Particuliere Archieven (CR pa). De grootste moeilijkheid ligt bij het toegang verkrijgen tot particulieren, wier familie-archief materiaal over de Afscheiding bevat. Onlangs is een oproep in de pers gedaan van dit materiaal opgave te doen. De feitelijke registratie geschiedt door het crpa op de wijze die aansluit bij het aldaar verrichte registratiewerk. Het is de bedoeling dat van de registratie te zijner tijd een overzicht zal verschijnen. Eerst zal daarvoor echter het wan trouwen bij ambtsdragers voor het beschikbaar stellen van archieven ten be hoeve van wetenschappelijk onderzoek weggenomen moeten worden. Wel licht kunnen crpa en cpa hieraan meewerken door het verstrekken van een bezoekerspas. Prof. dr. C. Dekker sluit de dag af door de hoop uit te spreken dat deze Con tactdag zal inspireren bij het werk, dat velen zijn begonnen na het bijwonen van de vorige Contactdag. Hij dankt alle sprekers voor hun inzet. Hij spreekt zijn grote waardering uit voor de zojuist verschenen bronnenpublikatie, die de bijdrage van onze kennis tot de geschiedenis van deze periode zal verruimen. Noten Deze tweede contactdag werd gehouden op zaterdag 14 januari 1984 in het Rijksarchief in Utrecht. 114 Inleiding In het Nederlands Archievenblad van maart 1983 schreef mevrouw J. A. M. Y. Bos-Rops een artikel1 over weer een nieuwe aandoening in ons lieve vader land: de zg. 'Brabantse Ziekte'. Deze ziekte bleek overigens slechts uiterst se lectief toe te slaan, alléén in Noord-Brabant (al schijnt er één patiënt in Gel derland te zijn) en dan ook nog slechts bij archivarissen uitsluitend in 's-Her- togenbosch en Bergen op Zoom. Een uiterst selectief, zo niet elitair gezelschap dus. Maar, gezien de kans op besmetting een niet te onderschatten infectie haard en vandaar waarschijnlijk de nogal krachtige taal van mevrouw Bos. Waar gaat het nu eigenlijk om? Bij nader toezien blijkt het de wijze van in diceren te zijn, toegepast in een drietal inventarissen van het Rijksarchief in Noord-Brabant,2 die bij haar wat in het verkeerde keelgat zijn geschoten. De bij deze inventarissen opgenomen indices zijn namelijk gerangschikt volgens een alfabetisch fonetisch systeem (een systeem dat de namen rangschikt op klank i.p.v. op strikte 'lexicografische' lettervolgorde) dat - toegegeven - in de drie inventarissen niet identiek en ook niet altijd even consequent en door zichtig voor de gebruiker is toegepast. Bos-Rops' hoofdbezwaar is, dat consequent en uniform indiceren volgens de alfabetisch-fonetische methode een onmogelijkheid is omdat in de praktijk blijkt dat de uitspraak van dezelfde klanken per streek en per periode ver schilt. Zelfs is lang niet altijd bekend hoe die uitspraak is geweest, zodat deze subjectief vastgesteld moet worden door de inventarisator/indiceerder het geen tot inconsequenties en zelfs fouten moet leiden. Bovendien wordt het voor de gebruiker heel snel een ondoorzichtige zaak. Tegenover de alfabetisch-fonetische stelt zij de alfabetisch-lexicografische methode, waarbij ze de nadelen van de laatste o.m. de vele verschillende spellingsvarianten bij dezelfde naam - op wil lossen door op ruimere schaal te verwijzen. Mede omdat ook op het Rijksarchief in Noord-Brabant (ranb) de alfabetisch-fonetische index zijn aanhangers heeft verloren, lijkt het weinig 115

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 14