De tweede hoofdafdeling bevat de stukken van persoonlijke aard, afkomstig van af
zonderlijke familieleden. Per familie worden de stukken generatiegewijs beschreven en
daarbinnen weer per gezinseenheid (vergelijk de volgorde in het Nederlands Adelsboek-
je en het Nederlands Patriciaat).
De volgorde van plaatsing van archivalia van aanverwante families wordt bepaald door
het tijdstip, waarop de familie aan de hoofdfamilie geparenteerd raakte ('liatiefase').
Dit criterium past men naar analogie ook toe bij de indirect aanverwante families. Op
dit terrein van onderverdeling bestaat overigens een grote mate van consensus. Slechts
een enkele maal ziet men de aanverwante families en de weer aan deze families gelieerde
geslachten los van haar onderling verband in alphabetische volgorde beschreven.
Eenmaal trof ik het ongelukkige voorbeeld aan van een inventarisator, die het onder
ling verband tussen de leden van de hoofdfamilie en van de aanverwante families volko
men verstoord had door de afzonderlijke leden van deze families in chronologische
volgorde te beschrijven (bijvoorbeeld drie gelijktijdig levende neven uit drie verschillen
de families).
Over de onderverdeling van hoofdafdeling III - stukken betreffende onroerende goede
ren en daarop rustende rechten - zal ik niet uitweiden; dit terrein zal systematisch afge
graasd worden door collega Brood.
Bij het volgende te bespreken model - 'model Van Eeghen' (zie pagina 171) - is afgewe
ken van de traditionele indeling in een hoofdafdeling personalia en realia; het betreft
hier het archief van een koopmansfamilie, die betrekkelijk weinig en slechts gedurende
korte tijd achtereen vaste goederen bezeten heeft.
In het 'model Van Eeghen' zijn de stukken betreffende vaste goederen en rechten ge
plaatst als onderafdeling van de hoofdafdeling personalia (financiële zaken, zie sche
ma), dus niet in een aparte hoofdafdeling realia. Geheel hetzelfde geldt voor de han
delsarchieven. Een scheiding tussen handelsarchief en persoonlijk archief is in de
meeste gevallen namelijk niet te maken: denk alleen al aan de correspondentie, die zo
wel een zakelijk als een privé-karakter heeft. Daarom is in dit model het handelsarchief
geplaatst bij de persoon, van wie het afkomstig is. Wanneer het niet mogelijk bleek een
handelsarchief onder een bepaalde persoon te plaatsen (bijv. bij zakenarchief X en zo
nen, zie schema), werd dit geplaatst in een afdeling achter de archieven van de afzon
derlijke leden van een familie. Op deze wijze blijft de zo belangrijke samenhang tussen
persoonlijk en handelsarchief zoveel mogelijk bewaard en wordt de 'oude orde' zo min
mogelijk geweld aan gedaan.
Het model Van Eeghen is hier met name opgevoerd om een geschikt model te laten zien
bij hechte combinaties van familie- en bedrijfsarchieven.
Van Eeghen heeft ten aanzien van deze archieven de traditionele hoofdindeling in per
sonalia en realia verlaten. In een ander opzicht heeft zij de traditionele indelingsmetho
diek echter trouw toegepast, namelijk die in Algemeen en Bijzonder. Gedachtig aan
Fox' waarschuwing zou men deze indeling niet a priori ook bij particuliere archieven
moeten toepassen. Ten aanzien van het archief, waarop dit model gebaseerd is - het ar
chief Brants - heeft Van Eeghen echter wel voor een realistische indeling en benaming
gekozen door inventarissen en genealogica onder één gemeenschappelijke noemer te
brengen.
[168]
Het plaatsen van stukken van zakelijke aard meer direct bij de betrokken familie en
niet in een aparte hoofdafdeling, zoals in het model Van Eeghen, vindt men ook bij het
indelingsmodel, dat collega Bervoets onder meer gebruikte voor de inventarisatie van
het familiearchief Van Beresteyn (zie pagina 171-172).
Dit model is mede gekozen, omdat hier (naar Foxiaanse principes) geopteerd is voor
een indeling in het familiearchief in engere zin en verzamelde stukken.
Per familie is in het model Bervoets een indeling gemaakt in een persoonlijk en zakelijk
gedeelte, zodat het verband tussen de geslachten en de onder hen berustende bezittin
gen behouden blijft.
In tegenstelling tot beide voorgaande modellen zijn de genealogica hier niet vooraan ge
plaatst, maar achteraan bij de 'Verzamelde Stukken'. Hoewel deze wijze van indeling
in theorie meer recht lijkt te doen aan de strikt archivistische optiek ten aanzien van het
begrip familiearchief door de scheiding van het archief in engere zin (doopakten, testa
menten, ingekomen brieven e.d.) en de als secundair beschouwde archiefbescheiden,
blijkt het toepassen van deze indeling in de praktijk problematisch. Men moet dan veel
al uitgaan van ficties om tot een verantwoorde splitsing te komen, daar lang niet altijd
te achterhalen valt of een stuk verzameld c.q. aangekocht is of niet. Zo worden op fic
tieve gronden bijvoorbeeld dissertaties, teksten van artikelen en andere als secundair
beschouwde bescheiden van personen, van wie verder geen archivalia in het familiear
chief zijn aangetroffen, ondergebracht bij de 'Verzamelde Stukken'. Dit leidt tot de in
consequentie, dat dergelijke bescheiden nu eens ondergebracht zijn bij de persoonsar
chieven, dan weer bij de verzamelde stukken.
Tot zover de behandeling van enkele modellen. Duidelijk moge geworden zijn, dat de
verschillen in indelingsmethodiek niet alleen gebaseerd zijn op verschillen in de geaard
heid van de behandelde archieven, maar ook op een verschil in optiek ten aanzien van
het begrip familiearchief.
Rest mij nog het een en ander te zeggen over de wijze van rubricering en beschrijving
van stukken. Bij het doornemen van inventarissen van familiearchieven is mij gebleken,
dat er een toenemende neiging bestaat tot overrubricering. Dit heeft niet alleen ten ge
volge, dat de rubrieken elkaar niet wederzijds uitsluiten; ook worden rubrieken geko
zen op grond van een verschillende indelingsoptiek, nu eens naar onderwerp (bijvoor
beeld 'loopbaan') dan weer naar soort stukken (bijvoorbeeld 'nalatenschappen'). Ver
gelijking van inventarissen leert ook dat onder verschillende rubrieken dezelfde stukken
worden beschreven. De ene inventarisator plaatst bijvoorbeeld een akte van huwelijkse
voorwaarden onder 'persoonlijk leven', de andere onder 'financiën' ofeigendommen'.
Fox' subtiele onderscheid tussen concrete en abstracte termen blijkt in de praktijk vrij
wel geheel verlaten!
Gezien de moeilijkheid om tot homogeniteit te komen bij een veelheid van rubrieken,
zou ik ervoor willen pleiten de rubricering zo sober mogelijk te houden, bijvoorbeeld
bij personalia alleen een indeling in stukken betreffende het privé-leven en het ambte
lijk/openbaar leven (eventueel weer uitgesplitst naar functies).
Als laatste rubriek ziet men bij de persoonlijke archieven dikwijls de 'rubriek' 'stukken
betreffende de echtgenote' vermeld. Collega Louman merkt in zijn voorwoord bij de
inventaris van het familiearchief Berg terecht op, dat dit niet als een onderwerp op het-
[169]