chiefterminologie bevat definities voor persoonlijke, familie- en huisarchieven. Een familiearchief wordt hierin omschreven als een combinatie van persoonlijke archieven, afkomstig van dezelfde familie of van verwante families. Het onlangs verschenen Lexicon van Nederlandse Archieftermen legt nog sterker dan de definitie van Van der Gouw c.s. de nadruk op het historisch gegroeide geheel van het familiearchief. Een familiearchief wordt hier gedefinieerd als een overgeleverde combi natie van archieven van personen, die tot elkaar in familiebetrekking staan. Ook in het hoofdbegrip archief zijn door de samenstellers van het Lexicon de restanten van een eenzijdig institutionele benadering verwijderd. Mullers enge opvatting van de archiefbewaarplaats als onderdeel van de staatsmachine blijkt definitief verlaten. De erkenning, ook van overheidswege, van het belang van particuliere archieven, blijkt niet alleen uit het openstellen van de archiefdepots, maar ook uit het functioneren van het Centraal Register van Particuliere Archieven, aanvankelijk Centraal Register van Familiearchieven geheten. Advisering aan eigenaren van familiearchieven inzake de or dening en bewaring van hun archief is één van de taken van het Centraal Register. Te signaleren valt, dat zolang het archief nog bij de familie berust, het familiegevoel of zo men wil de familietraditie het bindend element vormt voor het bijeenhouden van het ar chief: ad maiorem familiae gloriam; primair staat de gevoelsfunctie, de juridische func tie is meestal nevengeschikt. Vanuit zuiver archivistische optiek geldt vooral het historisch gegroeide element van het familiearchief: de overgeleverde combinatie van persoonlijke archieven. Dat niet alleen de archivistische optiek, maar toch ook enigermate de optiek van de familie ten aanzien van het begrip familiearchief gehonoreerd kan worden bij de wijze van indeling en or dening van deze archieven, moge blijken uit de varianten in indelingsschema's die ik zo aan de orde wil stellen. Duidelijk valt bij de inventarisatoren van familiearchieven onderscheid te maken tussen principalisten, die de familiearchieven stricto sensu willen scheiden van de ballast, ergo de genealogica en andere als verzamelde stukken beschouwde archiefbescheiden en de meer pragmatisch georiënteerden, die niet vrezen ingekerkerd te worden, wanneer zij met praktische tussenoplossingen af en toe afwijken van het herkomstbeginsel. Na het doornemen van een groot aantal inventarissen van familiearchieven ben ik tot de conclusie gekomen, dat een te grote beginselvastheid de inventarisator voor onover koombare problemen kan stellen. Bij familiearchieven is het onmogelijk om niet af en toe te zondigen tegen het herkomstbeginsel (in het nieuwe Lexicon samengevat met het bestemmingsbeginsel). Niettemin kan het geen kwaad, wanneer van de zijde van de principalisten regelmatig een beroep gedaan wordt op zuiverheid in de leer, de schapen dwalen snel genoeg af. Een van de kernpunten ip het betoog van collega Fox over het inventariseren van ar chieven is zijn theorie over de inventaris als maatpak (helaas kan ik zo gauw geen min der seksistisch alternatief bedenken: haute couture zit namelijk bepaald niet als gego ten). Men moet, aldus Fox, oog hebben voor de individualiteit van elk archief, het te bewerken particulier archief niet wringen in door anderen gebruikte schema's en zich met name hoeden voor het klakkeloos toepassen van de bij overheidsarchieven wel goed te gebruiken indeling Algemeen-Bijzonder. [166] Erkenning van de individualiteit van elk archief betekent dat er voor de verschillende categorieën archieven geen dwingende richlijnen, geen alleszaligmakende voorbeelden te geven zijn. Bij de door mij ter behandeling uitgekozen modellen dient hiermee terde ge rekening te worden gehouden. Bij de keuze van modellen heb ik als voorbeeld genomen: 1het archief van een familie met grondbezit, dat gedurende meerdere generaties in het bezit van de familie is geweest ('model De Booy', met als variant 3. 'model Ber- voets') 2. het archief van een koopmansfamilie, van wie bezittingen zelden lang in de familie bleven ('model Van Eeghen'). Model 1 (zie pag. 171) kan men in verschillende gradaties van consequentie uitvoeren. Sommige inventarisatoren plaatsen bij hoofdafdeling 1 (genealogica en heraldica) alle stukken van genealogische en heraldische aard, ook die waarvan het auteurschap dui delijk vast te stellen is. Evenzo plaatsen zij bij hoofdafdeling III (realia) alle stukken be treffende onroerend goed, ook bijvoorbeeld eigendomsbewijzen van een huis, dat slechts gedurende één generatie in het bezit van de familie is geweest. Deze wijze van plaatsing van stukken gaat wellicht teveel op toepassing van het pertinentiebeginsel lij ken; anderen zoals De Booy voelen daarom meer voor een tussenoplossing: wanneer de opsteller van een genealogie bekend is plaatsen zij deze bij de auteur; hetzelfde wordt gedaan met eigendomsbewijzen, akten van verhuur e.d. bestemd voor één persoon. Eventuele onduidelijkheden worden met kruisverwijzingen opgelost. De hoofdafdeling 'stukken van zakelijke aard' (III) blijft op deze wijze gereserveerd voor die archivalia, welke de neerslag vormen van een administratie, gevoerd door meer leden van een fami lie na elkaar. Wanneer men deze methode De Booy toepast, is het zorgvuldiger, alhoewel minder strak ogend, de hoofdafdeling 'stukken van zakelijke aard' qua benaming te verande ren in 'stukken betreffende onroerende goederen en daarop rustende rechten, welke ge durende meer dan één generatie in bezit zijn geweest (van leden van de in de tweede hoofdafdeling genoemde families)'. De Booy plaatst de stukken van genealogische en heraldische aard vooraan als aparte hoofdafdeling. Motivatie: deze stukken betreffen de leden van de hoofdfamilie en aan verwante families als geheel. Voorts wordt hiermee recht gedaan aan de centrale plaats, die deze stukken voor de familie in het archief hebben ingenomen. De belangstelling voor de familiegeschiedenis was de bindende factor voor het bijeenhouden van het ar chief. In deze hoofdafdeling worden - zo mogelijk - eerst de genealogica van de hoofdfamilie beschreven, daarna die van de aanverwante families: hetzelfde geldt voor de wapente keningen en andere heraldica; dikwijls zal een strikte scheiding in genealogica en heral dica niet te maken zijn (denk bijvoorbeeld aan de wapenkwartierstaten); men beschrij- ve dan eerst de stukken van de hoofdfamilie en daarna in chronologische volgorde van aanverwantschap de stukken van de aanverwante families. [167]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 24