Studiedag Inventarisatie van Familie- en Huisarchieven
Inleiding
Inventarisatie van familiearchieven
van het vak indiceren (in de documentatiewereld spreekt men van indexeren) moet
drastisch worden verbeterd, met name door nascholing op of buiten de Rijksarchief-
school. Maar dat is nog maar het begin. Thesaurusbouw zal een enorme krachts
inspanning van het archiefwezen vergen, een zware investering in geld en mankracht.
De afweging daarvan tegen het rendement zal bijzonder zorgvuldig moeten geschieden.
5 januari 1983.
SUMMARY
The 'Projectgroep Thesaurus', an advisory committee of the 'Stuurgroep Auto
matisering' (Automation Committee) was commissioned:
To investigate if existing thesauri are usable in the field of archives; if not,
what are the problems and what are the possibilities for adaptation.
The advisory committee arrived at the conclusion that existing thesauri are inadequate
because, in general, they are
- not constructed according to international standards;
- not oriented towards history;
- too specific or limited in the fields they cover.
The advisory committee does not believe in the possibility of adapting existing thesauri
to archival needs, but propagates a development from the bottom up. This procedure
can only be successful if the following conditions are fulfilled:
1 A strict organisation must be built up, including a qualified and competent co
ordinator.
2 Computer facilities must be available or at least be in prospect.
3 As the construction of an over all thesaurus seems to be a too complex matter, only
the construction of partial thesauri can be considered. The advisory committee sug
gests a total of seventeen fields in this report.
4 All partial thesauri must be built after the same standard, viz. 'Guidelines for the
establishment and development of monolingual thesauri', UNESCO 1974 (ISO
2788, revised 1981).
5 All thesauri must be developed according to the so called 'inductive method', from
the bottom up rather than top down.
Conclusion: The construction of thesauri for use in the archival fields is an immense
job, that should not be started before a careful evaluation of the benefits and the in
vestments has taken place.
[164]
Op 21 September 1982 is door de Rijks archiefschool een studiedag georganiseerd over
de inventarisatie van familie- en huisarchieven. Tijdens deze dag verzorgden mevrouw
drs. G. M. W. Ruitenberg, hoofd van het Centraal Register van Particuliere Archieven,
en mr. P. Brood, chartermeester bij het rijksarchief in Drenthe, inleidingen. De erop
volgende discussie, waarvan in hoofdpunten hierna verslag wordt gedaan, werd geleid
door drs. C. O. A. baron Schimmelpenninck van der Oije.
J. P. Sigmond.
De definitie van het begrip familiearchief vormt het uitgangspunt voor de wijze van be
handeling, ordening en beschrijving van deze categorie archieven. De ontwikkeling van
dit begrip wil ik daarom eerst aan de orde stellen.
De vraag of familiearchieven wel echte archieven zijn heeft lange tijd de gemoederen
bezig gehouden. In de u bekende Handleiding van Muller, Feith en Fruin werd deze
vraag in alle toonaarden ontkennend beantwoord. De 'zoogenaamde familiearchieven'
werden gekwalificeerd als een 'conglomeraat van papieren en stukken meer
malen op de meest zonderlinge wijze bijeengekomen'.
Zij voldeden daarmee niet aan het voor echte archieven gestelde criterium van orga
nisch geheel. Een formalistische opvatting - drie juristen schreven de Handleiding - en
een gebrek aan belangstelling voor andere dan overheidsarchieven lag aan deze ban
vloek over familiearchieven ten grondslag.
Familiearchieven werden hiermee vogelvrij verklaard en vielen buiten de heilzame wer
king, die de toepassing van één van de uitgangsprincipes van de Handleiding - het
respect des fonds - ook op deze archieven uitgeoefend zou kunnen hebben.
Geen 'respect des fonds', nee de willekeurig gevormde verzameling familiepapieren
mocht men, aldus Muller c.s., gerust uit elkaar halen. Alleen het ambtelijk gedeelte van
een familiearchief mocht wel een plaats innemen in de acquisitiepolitiek van een ar
chiefdienst; met de rest kon men Sinterklaas gaan spelen bij bibliotheken en musea.
Hoewel de Handleiding sinds haar verschijnen steeds meer een sacrosanct karakter
kreeg, heeft men ten aanzien van familiearchieven gelukkig wel durven afwijken van
Mullers dogmata. Familiearchieven werden steeds meer als eenheden geacquireerd en
beschreven in aparte inventarissen.
Een eerste theoretische onderbouwing van deze praktijk leverde de generatie archiefde-
terministen onder leiding van Van der Gouw: de in 1962 verschenen Nederlandse Ar-
[165]