in de index op de inventaris in elk geval wèl de standaardtermen worden gehanteerd. De projectgroep geeft duidelijk de voorkeur aan het gebruiken van voorgeschreven begrip pen in de fase van het beschrijven. In ons voorbeeld zou men kunnen afspreken alleen het woord 'universiteit' toe te laten, en bij de andere termen te vermelden: 'hogeschool, zie universiteit' en 'academie, zie universiteit'. In de vaktaal zegt men dan: het woord 'universiteit' is een descriptor, de beide andere woorden zijn non-descriptoren of ver- wijstermen. 2.2 Definities Aan de literatuur van de bibliotheek- en documentatiewereld, die al veel langer is ver trouwd met onderwerpsontsluiting en thesauri, kunnen de volgende definities en be- grippenomschrijvingen worden ontleend: - Een descriptor is een woord of woordgroep, gekozen uit een taal, om een begrip in een selectiesysteem te vertegenwoordigen. - Naar functie is een thesaurus een terminologisch beheersingsmiddel voor het vertol ken vanuit de natuurlijke taal van documenten, indexers en gebruikers in een systeemtaai (documentatietaal, informatietaai). Naar structuur is een thesaurus een aan regels onderhevige en voortdurend aange paste lijst van semantisch en hiërarchisch samenhangende termen op enig kennisge bied (NEN-ISO 2788). Men kan het ook iets eenvoudiger uitdrukken: Een thesaurus is een lijst van, meestal al fabetisch geordende, descriptoren, die gebruikt worden bij het indexeren van documen ten. Behalve descriptoren (voorkeurstermen) bevat de thesaurus ook niet-toegelaten termen, die verwijzen naar de descriptoren. Het geheel van verwijzingen in een thesau rus, dat de gebruiker leidt naar de juiste descriptor(en), staat bekend als zoekleiding. In één van de vorige definities kwam de uitdrukking 'hiërarchisch samenhangende ter men' voor. Tussen descriptoren kunnen namelijk relaties bestaan. Wanneer men bijv. de woorden 'onderwijsinstellingen' en 'universiteiten' vergelijkt, dan is het duidelijk dat het eerste begrip ruimer is dan het tweede; ook dat het tweede begrip enger is dan, c.q. onderdeel is van het eerste. In de vaktaal wordt gewerkt met de Engelstalige aan duiding Broader Term resp. Narrower Term, die altijd worden afgekort tot BT resp. NT. Genoemde relaties zijn niet de enige mogelijke; zeer veelvuldig wordt ook gebruikt de aanduiding RT (Related Term), waarmee horizontale betrekkingen worden aangege ven. Begrippen, die via een RT-aanduiding met elkaar in verband worden gebracht, be hoeven niet dezelfde BT gemeen te hebben. Zo maar wat voorbeelden van RT- aanduidingen zijn: gezondheidszorg - artsen, decentralisatie - bestuurlijke indeling, aansprakelijkheid - W.A. verzekering, innovatie - automatisering, tandheelkunde -fluoridering, enz. (deze voorbeelden zijn ontleend aan de PARAC-thesaurus). Met de BT- en NT-relaties kan men boomstructuren van begrippen opbouwen. Het hoogste begrip in zo'n structuur heet de Top Term (TT). De kracht van een goede thesaurus is nu juist, dat men door de RT-relaties van de ene boomstructuur naar de andere kan ko men, m.a.w. er is een netwerk van begrippen opgebouwd. [156] 2.3 Bestaande thesauri Van bestaande thesauri is een vijf jaar oud overzicht voorhanden: H. J. van der Aa (ed.), Thesaurus Bibliography, studiecentrum NOVI, Amsterdam 1977. Afgaande op de daarin vermelde titels komt men tot de weinig opwekkende conclusie dat het meeste zich afspeelt op andere vakgebieden dan het onze. De projectgroep heeft er van afgezien, alle voor het archiefwezen mogelijk van nut zijn de thesauri systematisch op te sporen en te bestuderen en heeft slechts een globale ver kenning uitgevoerd. Indien er daadwerkelijk thesaurusbouw gaat worden bedreven, dan zal de oriëntatie veel uitgebreider moeten zijn en zich met name ook moeten uit strekken tot het buitenland. Bij ons kwam dus slechts een beperkt aantal thesauri op verwante gebieden ter sprake, waarvan hier genoemd kunnen worden: - de thesaurus van het ministerie van VRO, afd. bibliotheek en documentatie; - de VISDOC-thesaurus, m.b.t. visserijgeschiedenis; - de thesaurus van het Ned. Centrum voor Rechtshistorische Documentatie; - het project van de U.B. van Amsterdam (zie OPEN, juni 1982, pag. 280). Overigens is ons bekend dat ook andere universitaire instituten aan thesaurusbouw doen, veelal met weinig onderling overleg. Ook enkele indiceerprojecten van archiefdiensten kwamen ter sprake: - de notariële archieven op het G.A. Amsterdam; - de archieven van het provinciaal bestuur van Noord-Holland, 1814-1850. De werkgroep kwam vrij spoedig tot de conclusie, dat er geen thesauri voorhanden zijn die zonder meer door het Nederlandse archiefwezen kunnen worden overgenomen. In het algemeen ontbreekt öf de historische optiek, öf het bestreken terrein is zeer beperkt en specifiek. Ook zijn slechts weinig thesauri geconstrueerd volgens internationaal er kende normen (zie paragraaf 4.1). 3 Aanpassing van bestaande thesauri Gezien de conclusie in de vorige paragraaf staat het voor de projectgroep vast dat het zinloos is te trachten, bestaande thesauri aan te passen aan de behoeften van het ar chiefwezen. Als we bruikbare thesauri wensen, dan zullen die vanaf de grond moeten worden opgebouwd. Daarbij zal het wel nuttig zijn, bestaande thesauri te bestuderen: - uit hun ontstaansproces kan lering worden getrokken; - zij kunnen mede fungeren als bronnen voor descriptoren en verwij stermen. De werkgroep heeft gemeend dat hiermee haar taak niet ten einde was, maar juist be gon. Zij heeft zich daarom verder verdiept in allerlei facetten van thesaurusbouw. 4 Thesaurusbouw 4.1 Thesaurusnormen Dankzij het feit dat bibliotheek- en documentatiewereld reeds vele jaren werken met thesauri bestaan er thans voor thesaurusbouw internationaal erkende richtlijnen. In dit geval is er een publicatie van de UNESCO uit 1974, getiteld 'Guidelines for the esta blishment en development of monolingual thesauri', ook bekend als ISO-norm 2788. [157]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 19