Panhuysen 80 jaar
Op 20 januari 1983 werd dr. G. W. A. Panhuysen 80 jaar.
Omdat onder zijn leiding de verbouwing van het Rijksarchief in Limburg in het begin
van de jaren veertig plaatsvond, besloot het bestuur van de Stichting Historische Reeks
Maastricht het eerste exemplaar van nummer 12 in de aan Maastrichtse monumenten
gewijde reeks, Maastrichts Silhouet, 'De Oude Minderbroeders' (het Rijksarchief) aan
Panhuysen aan te bieden.
Tijdens een bijeenkomst op 1 maart in de kloostergang van het Rijksarchief waarbij ve
le oude en nieuwe bekenden aanwezig waren presenteerde oud-Rijksarchivaris drs. M.
K. J. Smeets het door drs. P. A. W. Dingemans geschreven werk als volgt aan zijn
voorganger:
Hooggeachte dr. Panhuysen, mevrouw Panhuysen, geachte aanwezigen.
Het is een goede gedachte geweest de vervulling van een lang gekoesterde wens: nl. het
tot stand komen van een geschiedenis van de gebouwen, waarin thans meer dan hon
derd jaar het Rijksarchief gevestigd is, te verbinden met een ander heuglijk feit nl. de
80ste verjaardag van jou, Panhuysen, die hier 35 jaren de scepter hebt gezwaaid en die
zoveel verdiensten hebt gehad voor het herstel en behoud van het monumentale karak
ter van dit complex. Voor allen die hier in de loop van een eeuw werkzaam zijn geweest
was het - gezien hun historische inslag ongetwijfeld frustrerend - van mijn generatie
kan ik dit persoonlijk getuigen - dat er over de geschiedenis van dit historisch gebou
wencomplex, het eerste Minderbroedersklooster van Maastricht, zo bijzonder weinig
bekend was.
De lotgevallen van de eerste bewoners, de Franciscanen, en het beheer daarna door het
verre Den Haag, waren er de oorzaak van, dat schriftelijk bronnenmateriaal verdween
of moeilijk toegankelijk was. De tegenwoordige chartermeester Dingemans kreeg in het
begin van zijn ambtelijke loopbaan - rond de jaren '66 - belangstelling voor het gebouw.
Zijn persoonlijke interesse kennende mag ik aannemen, dat die in eerste instantie is ge
wekt door de z.g. Atlas van de bombardier, een hier in het depot berustende band met
fraaie tekeningen van het in- en uitwendige van de kerk, toen deze in de 18e eeuw als ar-
sènaal voor het Maastrichtse garnizoen in gebruik was. Deze tekeningen zijn zo mini-
tieus, dat je als het ware de hele voorraad aan wapens en geniemateriaal kunt tellen.
Zijn superieuren maakten van Dingemans' belangstelling handig gebruik om hem de
supervisie over het gebouwencomplex op te dragen, waarvoor hij trouwens wegens zijn
technische knobbel en bouwkundige interesse de aangewezen persoon was. Hoe deze
belangstelling de ambtelijke plicht te boven gaat blijkt uit het kort geleden door hem
geschreven - overigens strikt geheime - verhaal, getiteld: Grepen uit het leven van
Caspar Ruimtenood, huisspook van het Rijksarchief in Limburg.
Toen de Stichting Historische Reeks Maastricht het plan opvatte om in de serie
Maastrichts Silhouet ook een boekje over het gebouw van de oude Minderbroeders op
te nemen, werd collega Dingemans dan ook gaarne bereid gevonden zijn inmiddels ge
durende een aantal jaren verzamelde gegevens en aantekeningen in een verhaal te ver
werken. Gezien het reeds eerder vermeld gebrek aan bronnen was dit geen sinecure,
maar door minutieus de voorhanden gegevens in elkaar te passen en vooral ook door
ruim gebruik te maken van oude afbeeldingen kwam er een boekje tot stand, dat ons
een ruime informatie verschaft over dit belangrijke Maastrichtse monument.
Ik zal niet uitvoerig op de inhoud ingaan aangezien ik daarmee de uitgevers onder de fi
nanciële duiven zou schieten. Men kope en leze het boekje.
Vermelden wil ik slechts dat in de tekst wordt vastgelegd hoe Rijksarchivaris Panhuy
sen in de dertiger jaren in een tijd van diepe economische depressie - waarheen wij thans
ook weer dreigen af te zakken - de financiën in Den Haag heeft losgekregen om de
kloostergebouwen te restaureren en gedeeltelijk te vernieuwen, waardoor het Rijksar
chief niet alleen een belangrijke en hoognodige uitbreiding kreeg maar het gehele com
plex aan monumentaliteit heeft gewonnen.
Het archiefwezen is helaas zowel in goede als slechte tijden meestal slechts een sluitpost
op de Rijksbegroting. Het brengt archivarissen er vaak noodgedwongen toe om de regel
dat in liefde en oorlog alles geoorloofd is uit te breiden tot hun taak in bewaring en be
heer van het hun toevertrouwde vaderlijke erfdeel, de archieven. De in 1940 ingetreden
oorlogstoestand vertraagde bovendien nog de in het begin '39 begonnen bouw en voor
al de inrichting, zodat de werkzaamheden pas einde 1941 waren voltooid. En Dinge
mans constateert dan letterlijk: 'Op 15 december van dat jaar werd het Minder
broedersklooster zonder plechtigheden in gebruik genomen.' De auteur - bovendien ar
chivaris - heeft zich bij deze constatering blijkbaar gehouden aan de spreuk: Quod non
est in actis non est in vita. Immers een en ander komt overeen met wat in de stukken te
lezen staat. Uit de aard van de zaak voelde Panhuysen er niets voor, om de op last van
de Duitsers aangestelde commissaris de in gebruikstelling van het nieuwe gedeelte te la
ten verrichten.
Dus nodigde hij de op nonaktief gestelde Commissaris van de Koningin mr. dr. W. C.
A. van Sonsbeeck uit om deze handeling te verrichten. En deze stelde namens H.M.
Koningin Wilhelmina en de wettige Nederlandse regering in Londen verblijvend het
nieuwe gedeelte van het Rijksarchief in gebruik. Natuurlijk werd hiervan niets officieel
vastgelegd en ik heb het verhaal uit de mond van Panhuysen zelf. Toch bestaat er letter
lijk zwart op wit een spoor van deze gebeurtenis. En wel een door collega De Win op 15
december 1941 gemaakte foto van Gouverneur van Sonsbeeck en een nog betrekkelijk
jonge Panhuysen in de sneeuw in de tuin voor de kloostergang. Bij deze het bewijsstuk
en een nieuwe illustratie voor de tweede druk.
En thans mag ik dan aan jou, hooggeachte Panhuysen, namens de Stichting
[143]
[142]