Boekbespreking J. C. Kort, Het archief van de graven van Holland, 889-1581. IInleiding; II Inventaris; III Concordans en index. Rijksarchieven in Holland, inventa risreeks nr. 23, Rijksarchief in Zuid-Holland, 's-Gravenhage 1981. 193 (I) en 590 (II- III) hlz. Het verschijnen van deze inventaris is om twee redenen een bijzondere gebeurtenis. In de eerste plaats bleek het mogelijk te zijn om op een archiefinventaris, in dit geval met een uitvoerige inleiding, te promoveren: de samensteller van de inventaris, charter meester I aan het Rijksarchief in Zuid-Holland, verwierf op 18 november 1981 aan de Rijksuniversiteit te Leiden de graad van doctor in de letteren met deze inventaris als proefschrift. In de tweede plaats is nu voor het eerst een landsheerlijk archief uit de Ne derlanden in één inventaris beschreven, waardoor een van de belangrijkste oudere ar chieven van ons land op wetenschappelijke wijze toegankelijk is gemaakt. In zijn Ver antwoording van de inventarisatie (deel I hoofdstuk V) legt Kort uit, dat alle stukken bestemd voor de graven van Holland, voorzover zij na 1428 niet behoorden aan het Hof van Holland of Rekenkamer, of het registers zijn, rekeningen, charters of losse stukken, naar hun onderwerp in de inventaris gerangschikt zijn'Tot nu toe waren deze bestanddelen over een aantal fondsen verspreid en vormden met name de charters 'een vrijwel ondoordringbaar geheel'. In de eerste vier hoofdstukken van de Inleiding, die vooraf wordt gegaan door een overzicht van de indeling van de inventaris, komen achtereenvolgens aan de orde: De graven en hun land, Registratie, Het financieel beheer en De geschiedenis van het ar chief. Uit deze beschouwingen, die tezamen met die van het bovengenoemde hoofdstuk V erop gericht zijn de inventarisatie en de vorming en inhoud van het archief te verhel deren, stip ik hier enige onderdelen aan. De graven van Holland zijn de afstammelingen van graaf Gerulf, aan wie koning Ar- nulf van het Oost-Frankische rijk in een oorkonde van 889, waarvan de tekst in een af schrift van ca. 1200 is overgeleverd, enig koningsgoed in eigendom gaf. Hiermee laat Kort het archief aanvangen. Dat de afzwering in 1581 van Filips II, de laatste graaf van Holland, als eindpunt geldt, is duidelijk. De inventaris verscheen derhalve 400 jaar na het afsluiten van dit archief. Kort behandelt eerst welke rechten en eigendommen de graven in de periode van de vorming van het graafschap, 9e—13e eeuw, in Holland en Zeeland en daarbuiten hebben verkregen en waar ze werden uitgeoefend of waren gele- [88] gen, waarbij hij herhaaldelijk eigen nieuwe opvattingen omtrent de betekenis van de oude benamingen der plaatsen naar voren brengt. Dan worden de grafelijke hoven, do- maniale centra waaruit zich verscheidene bestuurscentra zouden ontwikkelen, en de grafelijke raadgevers en hofambten sinds Dirk VI (ca. 1150), de functies van baljuw, tresorier e.d. behandeld. Een beknopte stamreeks van de graven van Holland sluit dit gedeelte af. In het tweede hoofdstuk over de registratie schenkt Kort aandacht aan de kanselarij en de klerken van het register of registermeesters, waarbij hij opvattingen van Kruisheer bestrijdt inzake het begrip kanselarij, de plaats van de niet-zelf- schrijvende chef hierin en de betekenis van Gerard van Leiden (gest. 1289). Vele kler ken van het register hadden ook een rekenplichtige taak als rentmeester of tresorier en bovendien waren zij bewaarders van het grafelijk archief. Bijzondere aandacht besteedt Kort aan ontstaan, samenstelling en ontwikkeling van de grafelijke registers. In 1316 gaf Pieter van Leiden hiertoe de aanzet, vermoedelijk naar het voorbeeld van de Franse koninklijke kanselarij, maar met nieuwe elementen als een indeling van de registers naar landstreek en het opnemen van stukken betreffende de gehele bestuurstaak. Ook over de wijze van ontstaan van de registers onder graaf Willem III verschilt Kort met Kruisheer van mening. De kanselarij werkte met concept- en minuutregisters (papier) en met netregisters (perkament) van afschriften van de grossen, waarbij de twee eerstge noemde in principe konden worden vernietigd. Sinds 1377 vonden er herhaaldelijk af splitsingen van de registers plaats: memorialen, registers van aanstellingen, van veror deningen en tenslotte echte leenregisters, welke laatste sinds de instelling van het Hof van Holland en de Rekenkamer onder Filips van Bourgondië het enige bestanddeel van het archief van de graven vormden. Het functioneren, doel en succes van de registratie, toetst Kort aan de hand van leen- verheffingen, waarbij hij het registreren van de lenen na oproepen van leenmannen on der verscheidene landsheren analyseert. De registratie van de lenen noemt hij doeltref fend; in het algemeen kan worden vastgesteld, dat de registratie van de Hollandse kan selarij in grote mate vóór lag boven die van de omringende vorstendommen. In het hoofdstuk over het financieel beheer worden de indeling van en de inkomsten uit de rekeningen van de rekenplichtige ambtenaren besproken; met deze ambtenaren wor den bedoeld de tresorier, klerk van de herberg, rentmeesters, baljuwen, schouten, kasteleins en tolgaarders. Hoofdstuk IV, de geschiedenis van het archief, bevat opmer kingen over de bewaarplaatsen, oude ordeningen, verspreiding en verliezen van het ar chief. Inzake de verspreiding noem ik met name de aanwezigheid van onderdelen van het archief in het Rijksarchief te Bergen in Henegouwen (zie bijlage, p. 359) en in de Archives Départementales du Nord te Rijssel en de mislukte pogingen in onze tijd tot archiefruil met België. Wat de inventaris zelf betreft: voor de hoofdindeling kon de samensteller te rade gaan bij bestaande inventarissen van heerlijkheden met semi-overheidsgezag. Deze indeling bevat de volgende afdelingen: A. Stukken van persoonlijke aard, onderverdeeld naar de afzonderlijke landsheren, van Willem I uit het begin van de 13e eeuw tot Filips II. B. Rechten tegenover anderen (de Duitse keizer, andere landsheren). C. Uitoefening van de grafelijke bevoegdheden, d.w.z. bestuur van het graafschap, onderverdeeld in 'be moeiingen', welke rubriek geografisch is ingedeeld en ook stukken betreffende andere [89]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 47