worden uitgevoerd. Voor dit vorstendom (uiteraard voor zover thans op Belgisch
grondgebied gelegen) constateerde hij, dat van de 23 steden die het in 1789 telde, er na
1814 slechts 13 als stad waren erkend.
Het volledige onderzoek toonde aan: 1° dat er onder de 89 huidige Belgische steden 10
gemeenten zijn die historisch geen aanspraak kunnen maken op de titel van stad;
2° dat er daarentegen in de jaren 1814-1825 heel wat meer historische steden, namelijk
39, over het hoofd werden gezien, waarvan sommige thans echter niet meer voor de titel
van stad in aanmerking komen omdat ze verdwenen zijn in fusies.
Na de koffiepauze kreeg dr. H. P. H. Camps het woord voor zijn lezing over Politieke
verwikkelingen rond een oorkonde van 22 januari 1201. (Camps, Oorkondenboek van
Noord-Brabant I, Den Haag 1979, nr. 92). Vóór de lezing werd aan alle aanwezigen een
transcriptie van de tekst van deze oorkonde uitgereikt.
Het stuk omvat een dubbel verdrag: eerst een verdrag tussen de hertog van Brabant en
de graaf van Gelre en vervolgens een verdrag tussen de bisschop van Utrecht en de graaf
van Gelre. In het laatste komt verder een passage voor waarin de graaf zijn steun be
looft aan de hertog van Brabant en de aartsbisschop van Keulen. Tenslotte volgt nog
een paragraaf over de graaf van Loon.
Uitvoerig ging spreker in op de datering en vooral op het, hier zeker aannemelijke, gro
te verschil tussen de datering van de rechtshandeling (actum) en de datering van de be-
oorkonding (datum). Een voordeel was, dat thans kon worden uitgegaan van het origi
neel. Alle vroegere uitgaven gingen terug op één afschrift. Een aantal eigenaardig
heden, die bij dat afschrift twijfel konden doen ontstaan over de echtheid, treft men
ook aan in het origineel. Volgens de heer Camps is de akte mogelijk opgemaakt door
een Franstalige vreemdeling en zeker niet het werk van een geroutineerde kanselarij
ambtenaar.
Aan de hand van de inhoud van de oorkonde vertelde spreker een boeiend verhaal over
de merkwaardige situatie, ontstaan na de dood van keizer Hendrik VI, waarbij er in het
Duitse Rijk twee Roomse koningen waren, één van de partij der Hohenstaufen, Filips
van Zwaben, en één van de Welfen, Otto IV. De machthebbers in de Nederlanden
moesten in deze strijd kleur bekennen. Bijzondere aandacht besteedde spreker aan de
grote invloed van paus Innocentius III, die uiteindelijk leidde tot de krachttoer van de
ze oorkonde, een pax vera et perfecta concordia, een vrede en eendracht, die er voor
dien alles behalve waren en die reeds korte tijd later ernstig werden verstoord.
Tenslotte werd iets gezegd over de plaats van de oorkonde: Traiectum. Het kan alleen
Maastricht zijn geweest. Deze stad was in die tijd vaker het trefpunt van de Duitse
vorsten.
In het vragenkwartiertje dat volgde werd vooral ingegaan op de eerste lezing. Op vra
gen van de collega's L. C. J. M. Rouppe van der Voort en drs. C. Th. Lohmann ant
woordde dr. Wyffels, dat de plaatsen die zich thans 'stad' mogen noemen daarvan geen
financiële of bestuurlijke voordelen genieten. Andere vragen en opmerkingen gingen
vooral over de terminologie. Woorden als 'bourg' en 'vlek' bleken reeds door de 16e-
eeuwse auteur Guicciardini gebruikt te worden.
Van een hierna geplande discussie over de Zin van de Brabantse Archivarissendag
waarvoor een discussiestuk was verspreid, samengesteld door een werkgroep uit dé
kring van Noordbrabantse Archivarissen kwam niet veel terecht. Het zal goed zijn eerst
een en ander nog eens in de Noordbrabantse Kring te bespreken. Overigens was vrijwel
iedereen het er wel over eens, dat het vakelement zeker een grotere plaats kan hebben.
Minder eensgezindheid was er toen gesproken werd over een opzet van twee volle dagen
om de twee jaar. Collega dr. G. Asaert zag een mogelijkheid tot uitbreiding van het
aantal Belgische deelnemers, door de bijeenkomst open te stellen voor alle archief
medewerkers, dus niet alleen voor de wetenschappelijke archiefambtenaren.
Een uitstekend verzorgd middagmaal werd gebruikt in het restaurant Esplanade aan
het Begijnenhof. Volgens de traditie meldde zich aan het eind van dit diner de gastheer
van de volgende Brabantse Archivarissendag. Voor velen een verrassing bleek dit colle
ga S. Thomas, de stadsarchivaris van Tienen, te zijn.
's Middags waren er twee mogelijkheden: een excursie naar het Museum van Gerwen-
Lemmens in Valkenswaard, met een bijzondere1 tentoonstelling over smokkelarij, en
een excursie naar Oirschot. De deelnemers aan de laatste werden na een wandeling door
het dorp ontvangen in het rayon-archief Oirschot, dat gevestigd is in het gebouw van
het voormalige Kantongerecht. De restaurator gaf daar een demonstratie van het aan-
vezelen van beschadigde papieren archiefstukken.
J. M. F. IJsseling
[81]