De 24e Brabantse Archivarissendag te Eindhoven,
14 en 15 oktober 1982
'Wegens de bezuinigingen die alom in het overheidsapparaat worden toegepast' was de
organisatie van de 24e Brabantse Archivarissendag te Eindhoven een moeilijke opgave.
Een gelukkige omstandigheid was misschien de viering van Eindhoven 750jaar stad. In
ieder geval was dank zij de medewerking van het (nieuwe) Streekarchief Zuid-Oost Bra
bant, van de provincie Noord-Brabant, van de gemeente Eindhoven en van de Kring
van Noordbrabantse Archivarissen ook deze 24e Brabantse Archivarissendag een suc
ces.
Op 14 oktober vond de begroetingsavond plaats in Hotel Restaurant Eikenburg aan de
Aalsterweg. Zoals gebruikelijk werd aan de deelnemers een uitgebreid informatiepak
ket uitgereikt. Toen vrijwel iedereen die die avond werd verwacht aanwezig was sprak
de streekarchivaris van Zuid-Oost Brabant, mr. A. L. G. M. van Agt, een welkomst
woord. Daarin vertelde hij o.a. op zijn eigen geestige manier hoe de diverse subsidies
waren verworven.
Vervolgens hield Johan Biemans uit Bergeijk een causerie over en vooral in Kempisch
dialect. Zij bijzonder grappige karakterschetsen en andere verhaaltjes kregen vaak een
uitbundig applaus. Ruim een uur werd van deze voordrachten genoten. Daarna volgde
een gezellig samenzijn, waarbij dank zij de royaal verstrekte consumptiebonnen de ton
gen goed los kwamen. De meeste deelnemers bleven overnachten in Hotel Eikenburg.
Een klein aantal ging naar het nabijgelegen Motel Eindhoven.
Op 15 oktober 's morgens kwamen de archivarissen voor de wetenschappelijke zitting
bijeen boven in het gebouw van de Technische Dienst van de gemeente Eindhoven. Er
waren ruim 90 collega's aanwezig. (Op de begroetingsavond waren er ongeveer 35). In
zijn welkomstwoord vatte de heer Van Agt zijn subsidieverhaal nog eens kort samen.
Ook deelde hij mee, dat een vijftiental collega's bericht van verhindering had ge
zonden. Onder dezen behoorde tot zijn spijt ook de Nederlandse algemene rijks
archivaris.
Wel aanwezig was de Belgische algemene rijksarchivaris, dr. C. Wyffels. Deze kreeg
meteen het woord voor zijn verhandeling over 'De titel van Stad in België; Historische
Achtergronden'. Spreker vertelde, dat zijn lezing was gegroeid uit een in opdracht van
het Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1978 ingesteld onderzoek naar de vraag welke
gemeenten in België aanspraak kunnen maken op de titel van stad, steunend op
historische gronden. In België dragen, sedert de fusies van gemeenten tussen 1964 en
1977, negenentachtig gemeenten de titel van stad, waarvan één, namelijk Komen, die ti
tel pas wettelijk heeft verkregen in 1981. Zoals voorheen, steunden de recente toeken
ningen van de titel aan nieuwe fusiegemeenten, op de lijst van de steden die onder het
Verenigd Koninkrijk de Stand der Steden vormden en als dusdanig gerechtigd waren
gedelegeerden te sturen naar de Provinciale Staten. Aan die lijst waren alleen in 1925 de
bij België ingelijfde, sedert 1815 Duitse steden Eupen, Malmedy en Saint-Vith toege
voegd.
Tussen 1926 en begin 1982 hebben tal van gemeenten officieel pogingen gedaan om als
stad te worden erkend. Anderzijds blijken vele gemeenten, met stilzwijgende en soms
zelfs uitdrukkelijke toestemming van de overheid zich de titel te hebben toegeëigend.
Spreker besprak vervolgens zijn onderzoek naar de wijze waarop onder het Verenigd
Koninkrijk de door de grondwet voorziene provinciale commissies in iedere provincie
de lijst van steden hadden aangelegd en in welke mate de koning deze lijsten had gewij
zigd. Uit een paar steekproeven, namelijk voor de provincies Brabant en West-
Vlaanderen, bleek dat de gehanteerde criteria enerzijds steunden op historische gege
vens, namelijk vertegenwoordiging in de Staten onder het Ancien Régime of op histori
sche oude luister en anderzijds op overwegingen in verband met het bevolkingscijfer en
de economische belangrijkheid. Die maatstaven waren evenwel niet altijd consequent
toegepast. Daarenboven was in de noordelijke provincies aan tal van plattelandsge
meenten de titel van stad en een vorm van stedelijk bestuur toegekend, echter zonder
vertegenwoordiging in de Provinciale Staten. In het zuiden was dat eveneens gebeurd
met Harelbeke.
De Franse Revolutie schafte, samen met alle andere titels en privileges, in 1793 ook de
oude benamingen van stad, vrijheid, dorp en hun Franse equivalenten af en verving de
ze door die van 'commune' (gemeente). Die oude benamingen werden overigens reeds
in 1800 weer ingevoerd. Lijsten van steden tussen 1800 en 1814 werden echter niet ge
vonden. Door het ontbreken van deze lijsten kon niet worden nagegaan in hoeverre
men zich tijdens het Verenigd Koninkrijk door de toestand tijdens de Franse periode
heeft laten inspireren.
Vervolgens zette spreker uiteen welke bronnen hij vooral had gebruikt om het steden-
bestand op Belgisch grondgebied vast te leggen aan het eind van het Ancien Régime.
Als criteria om te bepalen welke steden de titel stad toen terecht voerden kan men be
zwaarlijk steunen op de terminologie in de bronnen, hoewel men in sommige gevallen
over niet veel meer beschikt. Anderzijds zijn maatstaven om uit te maken of een agglo
meratie stad was of niet vaak moeilijk te hanteren. Spreker had daarom zoveel mogelijk
literatuur en bronnen onderzocht in verband met twee vragen. De eerste vraag was die
naar de vertegenwoordiging van de steden in de derde stand van de Staten in de ver
schillende vorstendommen en op de zittingen van de Staten-Generaal. De tweede vraag
was gericht op de omslag van de beden en op het toezicht van de hoge overheid op het
financieel beheer van de lokale gemeenschappen, waarbij onderscheid werd gemaakt
tussen steden en platteland.
Het plan van de spreker om beknopt de resultaten van zijn onderzoek voor ieder
vorstendom uiteen te zetten kon wegens tijdnood slechts voor het hertogdom Brabant
[79]
[78]